Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Sterke en zwakke werkwoorden V1a 19-10-22
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 7
In deze les zitten
21 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Sterke en zwakke werkwoorden
Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen.
Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen.
Slide 2 - Tekstslide
Sterk ww - verleden tijd:
De klank verandert.
Je moet deze woorden uit je hoofd leren. (geen regel)
Voorbeeld: Ik sla - ik sloeg
Voorbeeld: wij slaan - wij sloegen
Voorbeeld: hij schr
i
j
ft - hij schr
ee
f
Voorbeeld: jullie schr
i
j
ven - jullie schr
e
ven
Slide 3 - Tekstslide
voorbeelden sterke werkwoorden:
lopen - liepen - gelopen
kopen - kochten - gekocht.
vragen - vroegen - gevraagd.
worden - werden - geworden.
Slide 4 - Tekstslide
Wat gebeurt er met een sterk werkwoord in de verleden tijd?
A
Er komt te/ten of de/den achter.
B
Verandert in een voltooid deelwoord.
C
Verandert van klank.
D
Kun je niet in de verleden tijd zetten.
Slide 5 - Quizvraag
Zwakke ww - verleden tijd:
Er komt -
te
of -
ten
achter.
Voorbeeld -te: Ik maak - ik maak
te
Voorbeeld -ten: wij maken - wij maak
ten
Er komt -
de
of -
den
achter.
Voorbeeld
-de
: ik hoor - ik hoor
de
Voorbeeld
-den
: wij horen - wij hoor
den
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeelden zwakke werkwoorden
fietsen - fietsten - gefietst
verhuizen - verhuisden - verhuisd
bellen - belden - gebeld
verpakken - verpakten - verpakt
Slide 7 - Tekstslide
Wat gebeurt er met een zwak werkwoord in de verleden tijd?
A
Er komt te/ten of de/den achter.
B
Verandert in een voltooid deelwoord.
C
Verandert van klank.
D
Kun je niet in de verleden tijd zetten.
Slide 8 - Quizvraag
Hoe weet je nu of je -te/ten of -de/den achter de stam komt?
Slide 9 - Tekstslide
Welke werkwoord is sterk?
A
fietsen
B
vechten
C
boksen
D
dansen
Slide 10 - Quizvraag
Schrijf in de verleden tijd:
Ik koop een fiets.
Slide 11 - Open vraag
Wat gebeurt er met een zwak werkwoord in de verleden tijd?
A
Er komt te/ten of de/den achter.
B
Verandert in een voltooid deelwoord.
C
Verandert van klank.
D
Kun je niet in de verleden tijd zetten.
Slide 12 - Quizvraag
Welk werkwoord is zwak
A
schrijven
B
bijten
C
graven
D
schaatsen
Slide 13 - Quizvraag
Schrijf in de verleden tijd:
Ik ren naar huis.
Slide 14 - Open vraag
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
wij denken - wij dachten
De hond kwispelt - de hond kwispelde
Bram lacht - Bram lachtte
zij zwemt - zij zwom
de klas werkt - de klas werkte
hij mist - hij mistte
Slide 15 - Sleepvraag
Slide 16 - Tekstslide
Schrijf op in de verleden tijd:
Jullie spelen een kaartspel.
Slide 17 - Open vraag
Schrijf op in de verleden tijd:
Ik gooi met een bal.
Slide 18 - Open vraag
Schrijf op in de verleden tijd:
Wij fietsen naar school
Slide 19 - Open vraag
Schrijf op in de verleden tijd:
Hij wacht op mij.
Slide 20 - Open vraag
Schrijf op in de verleden tijd:
Hij raadt de oplossing.
Slide 21 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Sterke en zwakke werkwoorden
September 2022
- Les met
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Sterke en zwakke werkwoorden
December 2021
- Les met
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Sterken en zwakke werkwoorden
November 2022
- Les met
18 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
April 2018
- Les met
27 slides
door
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Spelling persoonsvorm in de vt
Juni 2019
- Les met
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
taal verkennen thema 4
Januari 2023
- Les met
41 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Les 3 Sterke werkwoorden
Juni 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Werkwoorden Herhaling
Mei 2023
- Les met
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1