In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
§4.3 Kan het sneller en beter?
Slide 1 - Tekstslide
Koop jij pas een nieuwe telefoon als je oude helemaal op is, of koop je er meteen een als er een nieuw model op de markt komt? Leg je keuze uit.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat technologische ontwikkelingen zijn.
Je kunt uitleggen wat mechanisatie en automatisering is.
Je weet wat arbeidsproductiviteit is en hoe deze kan toenemen. (R 14)
Je kunt de afschrijving van een kapitaalgoed berekenen. (R 15 t/m 20)
Je hebt paragraaf 4.3 goed begrepen.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Bedenk een voorbeeld waaruit blijkt dat bedrijven technologische ontwikkelingen hebben toegepast
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Automatisering= als computer de productie aansturen.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is voor een bedrijf een gevolg van mechanisatie en automatisering? Kies 2 antwoorden.
A
Er zijn minder werknemers nodig om te produceren.
B
Met evenveel werknemers kun je meer produceren.
C
Met evenveel werknemers kun je minder produceren.
D
Er zijn meer werknemers nodig om evenveel re produceren.
Slide 8 - Quizvraag
Mechanisatie= machines maken het werk van mensen lichter.
Slide 9 - Tekstslide
Waarom is produceren met de hand (=ambachtelijk) duurder dan vergelijkbare producten uit de fabriek.
Slide 10 - Open vraag
Zoek een plaatsje op het internet waarin zichtbaar is: Automatisering of mechanisatie
Slide 11 - Open vraag
Vroeger
Productie met de hand.
Kostte vaak veel tijd.
Nu
Door:
Mechanisatie en
Automatisering kan meer meer producten maken in dezelfde tijd.
De arbeidsproductiviteit is gestegen.
Slide 12 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit
= de hoeveelheid producten die een werknemer kan maken in een bepaalde tijd.
Slide 13 - Tekstslide
Een hoveniersbedrijf heeft afgelopen jaar 324 klussen uitgevoerd. Het bedrijf heeft drie hoveniers in dienst, die elk vier dagen per week werken. Het bedrijf is 45 weken per jaar geopend. Bereken de arbeidsproductiviteit per medewerker per dag. Rond je antwoord af op één decimaal.
Slide 14 - Open vraag
Afschrijving =
De jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed (=een machine of gebouw)
Slide 15 - Tekstslide
Stel ik laat ze een jaar op de oprit staan en rij er niet mee. Kan ik ze voor evenveel geld verkopen als ik ze heb gekocht?
Slide 16 - Tekstslide
Merel koopt een nieuwe machine voor haar bedrijf. De aanschafprijs is € 64.800. De machine moet zes jaar meegaan.
Bereken de jaarlijkse afschrijving van deze machine.
Slide 17 - Tekstslide
Merel koopt een nieuwe machine voor haar bedrijf. De aanschafprijs is € 64.800. De machine moet zes jaar meegaan.
Bereken de jaarlijkse afschrijving van deze machine.