In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling §1.4 en §1.5
§1.4 blauw
§1.5 geel
Slide 1 - Tekstslide
Geef een omschrijving van het begrip 'zelfvoorzienendheid'
Slide 2 - Open vraag
Geef een omschrijving van het begrip 'landbouwrevolutie'
Slide 3 - Open vraag
Wat is geen kenmerk van de landbouwsamenleving?
A
Mensen leven van de landbouw
B
Mensen gingen op een vaste plaats wonen
C
Mensen bleven nog lange tijd jagen en verzamelen als boer
Slide 4 - Quizvraag
Landbouw bestaat uit twee onderdelen. Leg dit uit.
Slide 5 - Open vraag
Noteer de letters A-D en zet erachter of het gaat om verandering of om continuïteit.
A. Mensen aten voedsel van planten en dieren. B. Mensen gebruikten materialen uit de natuur voor gereedschap en werktuigen. C. Mensen gingen dieren fokken. D. Mensen gingen in huizen leven.
Slide 6 - Open vraag
Noteer de letters van de juiste uitspraken. De bron past goed bij het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen, omdat...: A. De mensen in (houten) huizen wonen. B. De vrouwen wol spinnen van de schapen die ze houden. C. Een van de mannen een stenen bijl heeft. D. Er honden in het dorp lopen.
Slide 7 - Open vraag
Leg uit wat volgens de bron de belangrijkste verklaring is voor het het einde van het voortdurend rondtrekken van mensen.
Slide 8 - Open vraag
De trechterbeker hiernaast is gevonden in Drenthe. Leg uit of deze trechterbeker bij de samenleving van jagers-verzamelaars of de landbouwsamenleving hoort.
Slide 9 - Open vraag
Geef een omschrijving van het begrip 'aanzien'.
Slide 10 - Open vraag
Geef een omschrijving van het begrip 'hiernamaals'.
Slide 11 - Open vraag
Welke zin is juist?
A
Door grafgiften kun je meer te weten komen over de sociale verschillen tussen mensen.
B
In de samenleving van J-V moest iedereen doen wat de hoofdman zei.
C
In de samenleving van J-V was er ook al veel verschil in bezit.
D
In de samenlevingen van J-V was er minder gelijkheid dan in landbouwsamenlevingen.
Slide 12 - Quizvraag
Leg met een voorbeeld uit hoe natuurgodsdiensten waarschijnlijk bestonden.
Slide 13 - Open vraag
In §1.5 wordt besproken hoe verschillen ontstaan in de prehistorie. Over welke twee verschillen gaat de bron?
A. Verschil in aanzien. B. Verschil in bezit. C. Verschil in macht. D. Verschil in religie.
Slide 14 - Open vraag
In Dalfsen is een pot gevonden in een graf uit 2900 en 2700 v.Chr. Leg de volgende stelling uit: Deze pot maakt het aannemelijk dat de mensen die de pot maakten geloofden in het hiernamaals.
Slide 15 - Open vraag
In de cultuur van wunbedbouwers waren de mensen in staat zich goed te organiseren om in een grote groep samen te werken. Leg uit hoe we dat weten
Slide 16 - Open vraag
Welk uitspraak is juist?
A
We vermoeden dat de beelden die mensen maakten in de prehistorie niets te maken hadden met hun geloof.
B
We weten zeker dat mensen in de prehistorie dansten.
C
We weten zeker dat mensen in de prehistorie geen kunst maakten.
D
We weten zeker dat mensen in de prehistorie rituelen uitvoerden om de goden tevreden te stellen.