02. B6.2/T6.3 Sociale zekerheid (11-3-25)

H6 De overheid/ De ambtenaar
B: 6.2) Sociale zekerheid
KGT: 6.3) Zeker van je inkomen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 De overheid/ De ambtenaar
B: 6.2) Sociale zekerheid
KGT: 6.3) Zeker van je inkomen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Uitleg rekentrainer
Huiswerk bespreken 
Hoofdstuk 6 paragraaf B2/T3
Vragen beantwoorden
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Volgorde hoofdstuk 6
B
KGT
§ 1
§ 1 + 2
§ 2
§ 3
§ 3
§ 4
§ 4
§ 5
§ 5
§ 6
10-3
11-3
17-3
18-3
25-3
Maandag 31 maart
Toets hoofdstuk 6

Slide 3 - Tekstslide



B
Leren en maken:
Hoofdstuk 6 paragraaf 1




KT
Leren en maken:
Hoofdstuk 6 
paragraaf 1: 6-13
paragraaf 2: 6-11



Huiswerk

Slide 4 - Tekstslide

Rekentrainer
Controleren

Slide 5 - Tekstslide

Rekenvaardigheden
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet
Rekentrainer

Slide 6 - Tekstslide

De WW-uitkering
- de eerste twee maanden 75% van het laatstverdiende loon;
- daarna 70% van het laatstverdiende loon.

Voorbeeld:
Ravi heeft een brutoloon van € 1.714.
De eerste maand ontvangt hij 75% WW-uitkering.
Zijn uitkering is € 1.714 : 100 × 75 = € 1.285,50.

Slide 7 - Tekstslide

Joep heeft een brutoloon van € 2.500,-.
De eerste maand ontvangt hij 75% WW-uitkering.
Hoeveel WW krijgt Joep?

Slide 8 - Open vraag

Petra is al 5 maanden werkeloos.
Zij had een brutoloon van € 3.000,-.
Hoeveel WW ontvangt Petra?

Slide 9 - Open vraag

Vandaag
Uitleg rekentrainer  
B: aan de slag met de rekentrainer
T: Huiswerk bespreken 

Instructie hoofdstuk 6 paragraaf B2/T3


Slide 10 - Tekstslide

6.1 opdracht 13 b
  1. Zet je gegevens in een tabel
  2. Waar komt het ?
  3. Bepaal waar de 1 komt te staan
  4. Reken uit
  5. Geef antwoord op de vraag.
Stappenplan
slachtoff.
  3,7
  1
  3,3
%
  100
  ?
Met hoeveel procent is het aantal slachtoffers van geweld en bedreiging gedaald in de periode 2013-2017? Rond af op hele procenten.

Slide 11 - Tekstslide

6.1 opdracht 13 d
  1. Zet je gegevens in een tabel
  2. Waar komt het ?
  3. Bepaal waar de 1 komt te staan
  4. Reken uit
  5. Geef antwoord op de vraag.
Stappenplan
slachtoffers
index
Neem aan dat 2013 het basisjaar is.
d) Wat is dan het indexcijfer voor 2017?

Slide 12 - Tekstslide

6.1 opdracht 13 b
  1. Zet je gegevens in een tabel
  2. Waar komt het ?
  3. Bepaal waar de 1 komt te staan
  4. Reken uit
  5. Geef antwoord op de vraag.
Stappenplan
slachtoff.
%
Met hoeveel procent is het aantal slachtoffers van geweld en bedreiging gedaald in de periode 2013-2017? Rond af op hele procenten.

Slide 13 - Tekstslide

6.1 opdracht 13 d
  1. Zet je gegevens in een tabel
  2. Waar komt het ?
  3. Bepaal waar de 1 komt te staan
  4. Reken uit
  5. Geef antwoord op de vraag.
Stappenplan
slachtoffers
  3,7
   1  
  3,3
index
 100
   ?
Neem aan dat 2013 het basisjaar is.
d) Wat is dan het indexcijfer voor 2017?

Slide 14 - Tekstslide

Doel BKGT §3
  • B: Ik kan omschrijven hoe de overheid zorgt voor sociale zekerheid.
  • KT: Ik kan uitleggen hoe sociale zekerheid geregeld is.
Schrijf mee in teams

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Sociale zekerheid

De zekerheid dat iedereen genoeg geld heeft om van te leven. Dit wordt betaald door de overheid.


Het stelsel van de sociale zekerheid:

De overheid verstrekt een uitkering aan mensen die geen betaalde baan hebben.




Slide 17 - Tekstslide

Het stelsel van Sociale Zekerheid

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Begrippen:
Sociale premies: Geld dat de overheid vraagt voor de sociale zekerheid.
Sociaal minimum: Het inkomen dat je volgens de overheid ten minste nodig hebt om van te leven.
Loonheffing: Het bedrag aan loonbelasting en volksverzekeringen dat een werknemer betaalt.
Brutoloon: Het loon dat iemand verdient, inclusief belastingen en premies.
Nettoloon: Het loon dat iemand krijgt uitbetaald, exclusief belastingen en premies.

Slide 20 - Tekstslide

Brutoloon <-> Nettoloon
  • Brutoloon: Het loon waarop nog niets is ingehouden.
Van het brutoloon gaat er loonbelasting (voor de sociale voorzieningen) en premies (voor de sociale verzekeringen) vanaf. 
  • Nettoloon: Het loon dat je ontvangt op je bankrekening;        dit is na inhouding van loonbelasting en sociale premies

Slide 21 - Tekstslide

Uitkering, wanneer krijg je dat?
  • Als je met pensioen gaat
  •  Als je arbeidsongeschikt bent
  • Als je ziek bent
  • Als je partner overlijdt en je samen kinderen hebt
  • Als je werkloos bent

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video


Antwoord lesdoel(en)

Slide 24 - Open vraag



B
Leren en maken:
Hoofdstuk 6 paragraaf 2




KT
Leren en maken:
Hoofdstuk 6 paragraaf 3



Huiswerk

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 26 - Tekstslide

Indexcijfer
Een getal dat aangeeft met hoeveel procent dit getal verschilt van het getal in het basisjaar.
H3.4

Slide 27 - Tekstslide

Basisjaar
Het jaar dat als basis wordt gebruikt voor de berekening van indexcijfers en dat het indexcijfer 100 heeft.

Slide 28 - Tekstslide

Basisjaar
• moet niet te ver in het verleden liggen;
• moet een vrij normaal jaar zijn, dat niet te veel afwijkt van de jaren ervoor en erna.

Slide 29 - Tekstslide

Formule indexcijfer
Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.

Formule indexcijfer: 
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.

Slide 30 - Tekstslide