Quiz Blok 5 V1

Quiz Blok 5 V1
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz Blok 5 V1

Slide 1 - Tekstslide

Het tekstdoel van een reclametekst is...?
A
informeren
B
amuseren
C
uitleg geven
D
overhalen

Slide 2 - Quizvraag

Een plaatje dat een aanwijzing, verbod of inlichting geeft, noem je een........

Slide 3 - Open vraag

Joost liep ....(2/twee) uur over het strand.

Wat is de juiste spelling van het getal?

A
twee uur
B
2 uur

Slide 4 - Quizvraag

In een blikje cola zit ruim ....(30/dertig) gram suiker.

Wat is de juiste spelling van het getal?

A
30 gram
B
dertig gram

Slide 5 - Quizvraag

Sleep de zinnen naar het juiste vak
Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Wij zijn weggerend
De gerende afstand
We hebben koeien gemolken
Ik heb dat beloofd
Een gerimpeld gezicht
Een gemiste kans
Ik heb goed geluisterd

Slide 6 - Sleepvraag

Ik ga met mijn vader naar de kapper.

In deze zin staan twee voorzetsels. Welke zijn het?
A
Ik en vader
B
mijn en naar
C
vader en kapper
D
met en naar

Slide 7 - Quizvraag

Ik lig op onze nieuwe tuinstoel in de hete zon.

In deze zin staan twee voorzetsels. Welke zijn het?
A
op en zon
B
op en in
C
op en onze
D
nieuwe en hete

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 9 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
Pubers zijn niet in staat weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
B
Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom kunnen ze net over zien wat zo'n keuze betekent voor de rest van hun leven...

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf het fout gespelde woord goed.

Josie en Josh hebben een schilderij geverft.

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het fout gespelde woord goed.

De vader meld zijn zoon ziek.

Slide 12 - Open vraag

hoofdzaak
exact 
nagenoeg
effect
definitief
variëren
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
Wat hoort bij elkaar? Sleep de juiste betekenis naar het begrip.
belangrijkste
precies
zo goed als
gevolg
voor altijd
afwisselen

Slide 13 - Sleepvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord zie je in onderstaande zin?

Ik heb een irritant broertje van twee jaar.
A
broertje
B
twee
C
irritant
D
jaar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in onderstaande zin?

Op een regenachtige middag bakte ik een cake.

Slide 15 - Open vraag

Noteer de juiste vorm van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
De hele keuken stonk naar ............ (aanbranden) aardappelen.
A
geaanbrande
B
aangebrandde
C
aangebranden
D
aangebrande

Slide 16 - Quizvraag

Noteer de juiste vorm van het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Hij droeg graag zijn pas ............ (wassen) broek.

Slide 17 - Open vraag

Kies in deze zin de juiste bezitsvorm bij het zelfstandig naamwoord.

De antwoorden lagen op ...... bureau.
A
Els'
B
Elss
C
Els's
D
Els

Slide 18 - Quizvraag

Kies in deze zin de juiste bezitsvorm bij het zelfstandig naamwoord.

Wat is ....... schoenmaat nou precies?
A
Lola'
B
Lolas
C
Lolaas
D
Lola's

Slide 19 - Quizvraag

Kies in deze zin de juiste bezitsvorm bij het zelfstandig naamwoord.

In welke wijk staat ..... huis?
A
Arwin's
B
Arwins
C
Arwin'
D
Arwines

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?
Ik heb vorig jaar een marathon gelopen.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Tijdens een hittegolf deelt de docent ijsjes uit.

Slide 22 - Open vraag