4.2 Beroepssectoren

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet welke drie beroepssectoren er zijn.
  • Je kunt per beroepssector uitleggen wat dit inhoudt.
  • Je kunt uitleggen welke beroepssector in arme en rijke landen het grootst zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Alle beroepen op heel de wereld, kun je indelen in groepen.
1. Landbouw

2. Industrie (fabrieken)

3. Diensten

Slide 3 - Tekstslide

Landbouw
(primaire sector)
Onder landbouw verstaan we verschillende dingen:
  • Tuinbouw: voor de productie van groenten en fruit
  • Akkerbouw: voor aardappelen, granen en maïs bijvoorbeeld
  • Veeteelt: voor zuivelproducten en vleesproductie
  • Bosbouw en visserij

Slide 4 - Tekstslide

Industrie
(secundaire sector)
In de industrie worden producten gemaakt.

Denk aan kleding, computers, keukenspullen, maar ook auto's , bloempotten enzovoorts! 

Veel spullen die wij in Nederland kopen, zijn hier helemaal niet gemaakt.

Slide 5 - Tekstslide

Let op.
Niet al het eten komt rechtstreeks van het land.

Veel eten wordt verwerkt in fabrieken, we noemen die de voedingsmiddelenindustrie. 
Als je werkt in een fabriek die de doperwtjes kookt en in een blik stopt dan werk je in de .....................sector

Slide 6 - Tekstslide

Diensten
(tertiaire sector)

  • Hieronder verstaan we iedereen die en dienst levert voor een ander:
  • Kappers, winkelmedewerkers, vrachtwagenchauffeurs, docenten, call-centermedewerkers, artsen, verpleegkundigen: en ga zo maar door!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Verschil tussen arm en rijk:
  • In arme landen werken veel mensen in de landbouw: zij produceren vaak hun eigen voedsel. Dit noemen wij zelfvoorzienende landbouw. Boerenbedrijven in arme landen zijn dus vaak heel klein.
  • In rijke landen kopen mensen hun voedsel vaak in de supermarkt of op de markt. Zij hoeven dus niet in de landbouw te werken. In rijke landen werken de meeste mensen in de dienstensector.
  • In rijke landen zijn de boerenbedrijven juist heel erg groot. Zij zijn gericht op het verkopen van producten aan het buitenland (export).

Slide 9 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Quiz!
Welke sector zie je?

Je krijgt steeds een foto te zien. Welke sector zie je hier?
In de dia daarna kun je het antwoord invullen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De vorige foto valt onder:
A. Landbouw (primaire sector)
B. Industrie (secundaire sector)
C. Diensten (tertiaire sector)

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

De vorige foto valt onder:
A. Landbouw (primaire sector)
B. Industrie (secundaire sector)
C. Diensten (tertiaire sector)

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

De vorige foto valt onder:
A. Landbouw (primaire sector)
B. Industrie (secundaire sector)
C. Diensten (tertiaire sector)

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

De vorige foto valt onder:
A. Landbouw (primaire sector)
B. Industrie (secundaire sector)
C. Diensten (tertiaire sector)

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

De vorige foto valt onder:
A. Landbouw (primaire sector)
B. Industrie (secundaire sector)
C. Diensten (tertiaire sector)

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

De vorige foto valt onder:
A. Landbouw (primaire sector)
B. Industrie (secundaire sector)
C. Diensten (tertiaire sector)

Slide 23 - Open vraag