4B 07-01-21 unit 3 lesson 1

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je hebt ook je telefoon nodig. 

Slide 2 - Tekstslide

grammatica  unit 3 lesson 1 

will / won't / shall 
bezit 's  /   s'    /  of 

Slide 3 - Tekstslide

I will do my best!
Spontaan idee

Slide 4 - Tekstslide

He will hang out with a friend tomorrow.
Spontaan idee

Slide 5 - Tekstslide

will + hele werkwoord 
I will help you in a minute.
We’ll do it!
It will be dark soon.

Slide 6 - Tekstslide

He won't hang out with a friend tomorrow.
will + not = won't

Slide 7 - Tekstslide

I won't play the violin today.
will + not = won't

Slide 8 - Tekstslide

ontkennend
will + not   =   won't 

I won't help you. 
We won't come to your party.  
He will not do his homework today. 

Slide 9 - Tekstslide

Vragend
I  +  we      SHALL              Shall I take an umbrella? 
                                                Shall we go to the cinema this afternoon?

 you / they/ 
he/ she / it   WILL           Will it be dark soon? 
                                               Will you go to the shops for me? 


Slide 10 - Tekstslide

WILL 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will + WW
She will help me.
Tekst


won't + WW
She won't help  me.


will + WW
Will she help me?


Slide 11 - Tekstslide


He ...... come to my party, won't he?
A
will
B
will not
C
won't

Slide 12 - Quizvraag

... we finish this will lesson now?
It's getting late.
A
Will
B
Shall
C
Won't
D
Shan't

Slide 13 - Quizvraag

Janet ______ ever lie to you, she is super honest.
A
will
B
shall
C
won't
D
will not

Slide 14 - Quizvraag

She _____ you later
A
Won't helping
B
Will help
C
Will helping
D
Willed help

Slide 15 - Quizvraag

______ we walk or take the bus?
A
Shall
B
Will
C
Won't
D
Will not

Slide 16 - Quizvraag

If you sleep well tonight, you ____ be tired tomorrow.
A
will
B
shall
C
won't

Slide 17 - Quizvraag

We ... go to Italy, we don't like Italian people.
A
will
B
won't

Slide 18 - Quizvraag

  bezit   (enkelvoud)  's
Om bezit aan te geven gebruik je 's

Het boek van Jamie - Jamie's book (persoon)
De wol van de schapen - the sheep's wool (dier)
Het nieuws van gisteren - Yesterday's news (tijd)

Je gebruikt 's om bezit aan te geven van:
een persoon, dier, tijd, product, bedrijf of winkel.


Slide 19 - Tekstslide

Bezit (meervoud)   '
Als het woord al op een s eindigt zet je er  alleen ' achter
Dit is bijvoorbeeld als het woord in het meervoud eindigt op een s:

Het boek van mijn zussen - My sisters' book
Het boek van mijn broers - My brothers' book
Het boek van mijn ouders - My parents' book



Slide 20 - Tekstslide

Choose the correct one
A
This is my sisters' book
B
This is my sister book's
C
This is my sisters's book
D
This is my sisters book

Slide 21 - Quizvraag

Choose the correct option
A
That is Samis phone
B
That is Sami's phone
C
That is Samis' phone

Slide 22 - Quizvraag

Choose the correct option
A
Those are my parents shoes
B
Those are my parents's shoes
C
Those are my parents' shoes
D
Those are the shoes of my parents

Slide 23 - Quizvraag

Choose the correct option
A
that is Tess's book
B
that is Tess book
C
that is Tesss book

Slide 24 - Quizvraag

Choose the correct option
A
These are Michaels' feet
B
These are Michael's feet
C
These are Michaels feet
D
These are the feet of Michael

Slide 25 - Quizvraag


aantekening: of the
We hebben net geleerd 's achter een woord te zetten om bezit aan te tonen. 
Hier is nog een manier voor namelijk ''of the''

Of the gebruik je alleen bij plaatsen, landen en dingen
De president van de VS - the president of the United States 
De hoofdstad van Duitsland - capitol of Germany
De dop van de fles - the cap of the bottle

Slide 26 - Tekstslide

Choose the correct option
A
the windows of the house
B
the house's windows
C
the house' windows

Slide 27 - Quizvraag

Choose the correct option
A
the wall's colours
B
the colours of the walls
C
the walls' colours

Slide 28 - Quizvraag


A
the roof of the house
B
The house's roof
C
the houses roof

Slide 29 - Quizvraag

To do!     unit 3 lesson 1 
Maken:   opd. 7 + 8 
en      (voor als je dit nog niet af hebt)    opd. 2 t/m 6 

Leren:  woorden unit 3 lesson 1 

Slide 30 - Tekstslide