Engels (to be) and (to have)

--> Go to lessonup.app & fill in the code (left bottom)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

--> Go to lessonup.app & fill in the code (left bottom)

Slide 1 - Tekstslide

Today ...
Vandaag gaan we verder met het werkwoord to be & to have (got)

Doel: aan het eind van de les kunnen we de vorm van to be  & to have ( got) toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

To be

Slide 3 - Tekstslide

I
You
He / She/ It
We
You
They
am
are
is
are
are
are

Slide 4 - Sleepvraag

Wat betekent to be in het Nederlands?
A
zijn
B
zijn/worden
C
worden
D
heb

Slide 5 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
I
A
is
B
are
C
am
D
be

Slide 6 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
HE/SHE/IT

A
are
B
am
C
be
D
is

Slide 7 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
WE
A
be
B
am
C
is
D
are

Slide 8 - Quizvraag

(to be)
We ..... at school.
A
am
B
are
C
is

Slide 9 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
YOU
A
am
B
are
C
be
D
is

Slide 10 - Quizvraag

have got = hebben
I
You

She
He 
It

We 
You 
They
I
You

She
He 
It

We 
You 
They
Je mag het ook afkorten:
have (got)
have (got)

has (got)
has (got)
has (got)

have (got)
have (got)
have (got)
've (got)
've (got)

's (got)
's (got)
's (got)

've (got)
've (got)
've (got)

Slide 11 - Tekstslide

Greg ____ beautiful long hair. His parents _____ short grey hair.
A
have - has
B
has - have
C
has - has
D
have - have

Slide 12 - Quizvraag

I ____ a boy and I _____ a lot of friends.
A
am - am
B
am - has
C
am - have
D
are - have

Slide 13 - Quizvraag

My parents ___ a blue car. The car ___ at the garage at the moment.
A
have - is
B
has - is
C
have - are
D
have - am

Slide 14 - Quizvraag

My dad ____ blond hair, my mom ____ brown hair. They ____ 57 years old.
A
has - has - is
B
have - has - are
C
has - has - are
D
have - have - is

Slide 15 - Quizvraag

Uit welke drie woorden kan ik kiezen
als ik 'to be' zie staan?

Slide 16 - Open vraag

Uit welke twee woorden kan ik kiezen
als ik 'have got' zie?

Slide 17 - Open vraag

Well done!


Slide 18 - Tekstslide

Ik kan de juiste vorm van to be & to have ( got) gebruiken.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
misschien

Slide 19 - Quizvraag

READING (C) 
I can read and write about people meeting each other.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide