Vragers & Aanbieders (1e) H5. Prijs- en inkomenselasticiteit

Week 4 (vanaf 20 januari) 
Hoofdstuk 5. Prijs- en inkomenselasticiteit
  • actualiteit (brandstofprijzen)
  • herhaling vorige les (arbeidsmarkt)
  • filmpje (tanken = huilen)
  • leerdoelen (prijselasticiteit)
  • instructie (prijselasticiteit)
  • maakwerk: 5.1 t/m 5.7, 5.8 t/m 5.14 en 5.15 t/m 5.20
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 4 (vanaf 20 januari) 
Hoofdstuk 5. Prijs- en inkomenselasticiteit
  • actualiteit (brandstofprijzen)
  • herhaling vorige les (arbeidsmarkt)
  • filmpje (tanken = huilen)
  • leerdoelen (prijselasticiteit)
  • instructie (prijselasticiteit)
  • maakwerk: 5.1 t/m 5.7, 5.8 t/m 5.14 en 5.15 t/m 5.20

Slide 1 - Tekstslide

Externe effecten
Maatschappelijke kosten
  • private kosten + negatieve externe effecten

Maatschappelijke opbrengsten
  • private opbrengsten + positieve externe effecten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Filmpje
Tanken = huilen!

Kijkvraag:
Wat zijn de gevolgen van een hogere benzineprijs?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Filmpje
Tanken = huilen!

Kijkvraag:
Wat zijn de eerste gevolgen van de oorlog
in Oekraïne voor de brandstofprijzen?
  • brandstofprijzen stijgen
  • belastinginkomsten stijgen (BTW)
  • accijns en BTW verlagen?
  • subsidiëren elektrische auto?
  • vraag naar brandstof omlaag?



Slide 7 - Tekstslide

Kilometerheffing
  • positieve externe effecten
       - terugdringing files
       - minder milieuschade
  • profijtbeginsel (wie profijt heeft van de wegen betaalt er ook voor)
  • motorrijtuigenbelasting verlagen
  • substitutie (bevorderen openbaar vervoer, thuiswerken, fiets...)

Slide 8 - Tekstslide

Elasticiteiten

Slide 9 - Tekstslide

Prijselasticiteit van de vraag (Ep)

Slide 10 - Tekstslide

Prijselasticiteit v/d vraag (Epv)

Slide 11 - Tekstslide

Oefenopgave
Stel, de prijs daalt met 10% en de vraag stijgt vervolgens met 25%.
Is de vraag elastisch of inelastisch?
  • de vraag stijgt procentueel meer dan de prijs procentueel daalt
  • de vraag reageert relatief sterk op de prijsverandering, dus elastisch
  • Epv = %Δq / %Δp  = 25% / -10% = -2.5
  • teller is groter dan de noemer, elastisch als Epv < -1 


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

De prijselasticiteit van de vraag naar een goed is -0,5.
Dit betekent dat...
A
als de prijs 10% daalt, de gevraagde hoeveelheid 5% stijgt
B
als de prijs 10% stijgt, de gevraagde hoeveelheid 5% stijgt
C
als de prijs € 10 daalt, de gevraagde hoeveelheid 5 stijgt
D
als de gevraagde hoeveelheid 10% moet stijgen, de prijs 5% moet dalen

Slide 14 - Quizvraag

De autokosten per kilometer bedragen € 0,25. De overheid overweegt een kilometerheffing in voeren van € 0,02 per kilometer waardoor volgens onderzoek het aantal gereden kilometers zal dalen van 4 naar 3,9 miljoen.

Bereken de prijselasticiteit van deze overheidsmaatregel.
A
-5
B
-0,3125
C
-0,25
D
0,2575

Slide 15 - Quizvraag

Wat kun je bij deze overheidsmaatregel zeggen over de prijselasticiteit van de vraag naar autokilometers?
A
volkomen elastisch
B
relatief elastisch
C
relatief inelastisch
D
volkomen inelastisch

Slide 16 - Quizvraag

Maakwerk deze week
  • wat: 5.1 t/m 5.7 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 5.8 t/m 5.14

Slide 17 - Tekstslide

Prijselasticiteit v/d vraag (Epv)

Slide 18 - Tekstslide

Prijselasticiteit van de vraag (Ep)

Slide 19 - Tekstslide

Oefenopgave
Collectieve vraag naar de PlayStation 5: qv = -0,06p + 90 (qv in 1.000 stuks en p in euro’s)
Bereken de prijselasticiteit als de prijs van de PlayStation 5 wordt verlaagd van €900 naar €800.

Stap 1: met hoeveel % daalt de prijs?
  • prijs (p) van € 900 naar € 800 = (800 - 900) / 900 = -11,11%
Stap 2: met hoeveel % verandert de vraag?
  • qv = -0,06 * 900 + 90 = 36 => qv = -0,06 * 800 + 90 = 42
  • vraag (q) van 36 naar 42 = (42 - 36) / 36 = + 6,67%
Stap 3: invullen in formule prijselasticiteit
  • Epv = %Δq / %Δ p = +16,67 / -11,11 = - 1.5



Slide 20 - Tekstslide

Prijselasticiteit en omzet
volkomen inelastische vraag


relatief inelastische vraag

-

relatief elastische vraag


-

Slide 21 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit (Ei)

Slide 22 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit (Ei)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Als de prijselasticiteit van de vraag naar benzine elastisch is dan...
A
leidt een prijsdaling tot een stijging van de omzet
B
leidt een prijsdaling tot een daling van de omzet
C
leidt een prijsstijging tot een stijging van de omzet
D
leidt een prijsstijging tot een stijging van de vraag

Slide 25 - Quizvraag

Het basistarief dat taxi's bij hun klanten in rekening mogen brengen, wordt aangepast.

In welk geval leidt de aanpassing tot een stijging van de omzet?
A
bij een verhoging van het tarief bij een prijselastische vraag
B
bij een verhoging van het tarief bij een prijsinelastische vraag
C
bij een verlaging van het tarief bij een prijsinelastische vraag
D
in geen van de genoemde gevallen

Slide 26 - Quizvraag

Als het inkomen met 10% stijgt en de vraag naar product X met 15% stijgt, dan is er sprake van een...
A
inferieur goed
B
primair goed
C
luxe goed
D
abnormaal goed

Slide 27 - Quizvraag

Maakwerk deze week
  • wat: 5.8 t/m 5.14 in je schrift
  • hoe: fluisterend overleg met buurman / buurvrouw mag
  • hulp: buurman / buurvrouw of steek je vinger op
  • tijd: 5 minuten
  • uitkomst: zo ver mogelijk
  • klaar: ga verder met 5.15 t/m 5.20

Slide 28 - Tekstslide

Opgave 5.8
De vraag naar autokilometers is Qv = -0,2P + 20.
Stel dat de prijs stijgt van € 0,25 naar € 0,26.

a. Bereken bij elk van deze prijzen de vraag naar autokilometers. 
  • bij de prijs van € 0,25 → Qv = -0,2 × 25 + 20 = 15 (miljard kilometer)
  • bij de prijs van € 0,26 → Qv = -0,2 × 26 + 20 = 14,8 (miljard kilometer)
b. Bereken de prijselasticiteit van de vraag als de prijs stijgt van € 0,25 naar € 0,26.
  • Epv = %∆Q/ %∆P -> ((14,8 - 15) / 15) / ((26 - 25) / 25) = -0,3                       %∆ = (nieuw-oud) / oud
c. Beredeneer of de vraag naar autokilometers bij deze prijsverandering prijselastisch is.
  • Epv van -0,3 zit tussen de -1 en 0 dus een relatief inelastische vraag 

Slide 29 - Tekstslide

Opgave 5.12
Transportbedrijf Portena heeft 20 vrachtwagens op de weg
die elk gemiddeld 100.000 km per jaar rijden. Zij vragen een prijs van € 1,50 per kilometer.

a. Bereken de jaaromzet van Portena.
  • Omzet = p × q =  € 1,50 × 20 vrachtwagens x 100.000 km = € 3 miljoen

De overheid gaat een kilometerheffing van € 0,05 per kilometer doorvoeren die Portena volledig gaat doorberekenen. Hierbij gaan zij uit van 2 scenario's van vraagdaling: I: 2,5% of II: 5%. 
b. Bereken de prijselasticiteit van de vraag in scenario I.
  • %Δp = (N - O) / O x 100% = (€ 1,55 – € 1,50) / € 1,50 × 100% = 3,3%                                    %Δq = -2,5%
  • Epv = % Δq / %Δp = -2,5% / 3,3% = -0,76 

Slide 30 - Tekstslide

Opgave 5.12 (vervolg)
c. Bereken de verwachte jaaromzet van Portena bij scenario I.
  • Omzet = p × q =  € 1,55 × 20 vrachtwagens x 97.500 km = € 3.022.500
d. Bereken de prijselasticiteit van de vraag in scenario II.
  • %Δp = (N - O) / O x 100% = (€ 1,55 – € 1,50) / € 1,50 × 100% = 3,3%                                    %Δq = -5%
  • Epv = % Δq / %Δp = -5% / 3,3% = -1,5
e. Bereken de verwachte jaaromzet van Portena bij scenario II.
  • Omzet = p × q = € 1,55 × 20 vrachtwagens x 95.o00 km = € 2.945.000
f. Verklaar het verschil in uitkomst bij vraag c. (omzet stijgt) en e. (omzet daalt).
  • Bij vraag c. is de omzet hoger omdat de vraag prijsinelastisch is (-0,76). De daling van de vraag is % kleiner dan de prijsstijging. Bij vraag e. is de omzet lager omdat de vraag prijselastisch is (-1,5). De daling van de vraag is % groter dan de prijsstijging.

Slide 31 - Tekstslide