1Vwo, Herhaling woordenschat + formuleren

Welkom!
Pak je leesboek.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling

Herhalen toetsstof met LessonUp
Zelfstandig leren / vragen stellen

Pak je laptop en ga naar LessonUp!

Slide 2 - Tekstslide

Theorie
Verwijzen naar de- en het-woorden

Slide 3 - Tekstslide

'Hij ging gisteren naar een monteur, maar die kon helaas niets meer doen.'
-die- verwijst naar:
A
Hij
B
gisteren
C
een
D
monteur

Slide 4 - Quizvraag

'Voetballen is volgens Chris de mooiste sport die er bestaat!'
-die- verwijst naar:
A
Voetballen
B
sport
C
Chris
D
de mooiste

Slide 5 - Quizvraag

Paul verzamelt postzegels. Hij heeft er inmiddels al honderden.
Waar verwijst -hij- naar?

Slide 6 - Open vraag

Voorzichtig haalt hij ze met een pincet van een natgemaakte envelop. Zo gaan de postzegels niet kapot.

Waar verwijst -ze- in de eerste zin naar?

Slide 7 - Open vraag

De-woorden
mannelijk
of
vrouwelijk



Verwijzen met die of deze

Slide 8 - Tekstslide

Het-woorden
Onzijdig




Verwijzen met dit of dat

Slide 9 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 10 - Tekstslide

Verwijswoorden H2 + H4

Slide 11 - Tekstslide

Formulering
Met welke woorden kun je verwijzen naar de mannelijke de-woorden?
A
het, zijn, dat, dit
B
hij, hem, zijn, die, deze
C
zij/ze, haar, die, deze
D
zij/ze, hen, hun, die, deze

Slide 12 - Quizvraag

Iris was nog maar een klein meisje toen ... haar eigen land verliet en naar Nederland kwam.
A
hem
B
het
C
hij
D
zij

Slide 13 - Quizvraag

Het patroon op de neus van een kat is zo uniek, dat ... gelijkstaat aan een vingerafdruk.
A
hem
B
het
C
hij
D
zij

Slide 14 - Quizvraag

We kunnen nog niet naar het zwembad, want ... is nog niet open.
A
zij
B
hij
C
het
D
die

Slide 15 - Quizvraag

Vul in: De getuige legde ... verklaring af.
A
zijn
B
haar
C
zijn/haar
D
hun

Slide 16 - Quizvraag

De vereniging (v) werft ...leden in ziekenhuizen.
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 17 - Quizvraag

Het team heeft ... tactiek gewijzigd.
A
hun
B
haar
C
zijn

Slide 18 - Quizvraag

Dit bedrijf heeft...werknemers uitstekend geÏnformeerd.
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 19 - Quizvraag

Dit concern (v) heeft helaas een kwart van ... medewerkers moeten ontslaan.
A
Haar
B
Zijn
C
Hun

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht
Vul op de puntjes het juiste verwijswoord uit. Kies uit: dit, die, deze, dat.

1. Het verwijt ... je me gisteren gaf, is niet terecht.
2. De jongen ... ik zag lopen, vind ik erg leuk.
3. Waarom heb je het boek ... je zo graag wil, nog niet gekocht?
4. ... gezellige meid kun je er goed bij hebben.
5. Het huis ... al zo lang in de familie was, wordt nu verkocht.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in. Kies uit: hij, hem, het, zijn, zij, ze, haar, hen, hun.

1. De boze menigte (v) op het dorpsplein laat  ______ onvrede merken.
2. Waarom geeft het kabinet (o) niet meer duidelijkheid over ______ beleid?
3. Dit schilderij (o) komt het best tot _______ recht in het trapgat.
4. De vuurkorf (m) is kapot en daardoor biedt _______ geen warmte meer.

Slide 22 - Tekstslide

Zoek de woordenlijst bij Woordenschat
Ga leren en overhoor elkaar. 
Zo meteen ga ik klassikaal wat woordjes en uitdrukkingen vragen!

Heb je nog vragen over de stof? Kom dan even naar me toe.

Slide 23 - Tekstslide