Les 2 week 14

Planning
Lezen
Herhaling lesstof woordsoorten 
Woordsoortendomino

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
Lezen
Herhaling lesstof woordsoorten 
Woordsoortendomino

Slide 1 - Tekstslide

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van de woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn de aanwijzende en vragende voornaamwoorden in onderstaande zin?

Deze jongen vroeg mij wat ik met die fiets had gedaan.
A
aanw.vnw: deze, die, met vrg.vnw: wat
B
aanw.vnw.: deze, die vrg.vnw: wat
C
aanw.vnw: deze, die vrg.vwn:-
D
aanw.vnw: wat vrg.vnw: -

Slide 3 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 4 - Quizvraag

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?
Ik dacht dat men ons wel ijsvrij zou geven.
A
vragend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?
Ik zie die jongen elke dag als ik naar school fiets.
A
vragend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?
Bij welke sneeuwpop moest jij het hardst lachen?
A
vragend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
onbepaald voornaamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.

Slide 8 - Sleepvraag

Geef die taart maar aan mij.

Is 'mij' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Het was zijn eigen schuld.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Wat gaat er mis bij 'Fijn dat ik jou juf mocht zijn'?

Slide 11 - Open vraag

Maak een zin met daarin twee keer het woord ‘haar’; eenmaal als persoonlijk voornaamwoord en eenmaal als bezittelijk voornaamwoord. De zin bestaat uit minimaal vijf woorden.

Slide 12 - Open vraag