gebruiken voor H1.4, Rekenen aan reacties

Rekenen in de chemie
H3.4: Rekenen aan reacties
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Rekenen in de chemie
H3.4: Rekenen aan reacties

Slide 1 - Tekstslide

wat ga je deze les doen

1. opfrissen omrekenen van massa naar chemische hoeveelheid

2. uitleg rekenen aan reacties (filmpje)

3. oefenen

4. test jezelf: "hoeveel gram chloor ontstaat bij de ontleding van 12 gram natriumchloride"

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

In deze les leer je

- hoe je vanuit de reactievergelijking rekent aan massa's van stoffen

- hoe je met een stappenplan rekent aan reacties


Slide 3 - Tekstslide

Bereken hoeveel gram overeenkomt met 0,34 mol kaliumchloride (KCl). Geef het antwoord in het juiste aantal significante cijfers

Slide 4 - Open vraag

Bereken hoeveel mol overeenkomt met 34 gram calciumoxide (CaO). Geef het antwoord in het juiste aantal significante cijfers

Slide 5 - Open vraag

Rekenen aan reacties

Waarom is het belangrijk om dit te leren?

Bij de productie van stoffen, zoals bij de chemische industrie of bij medicijnen, is het belangrijk om de beginstoffen in de juiste verhouding saamen te voegen. De verhouding is belangrijk, omdat er anders één van de beginstoffen overblijft. Dat is verspilling (kost geld!) én het product is onzuiver.


Slide 6 - Tekstslide

Uitleg

Leer rekenen aan reacties


- KIJK naar het filmpje op volgende dia en doe mee met vragen die helpen de uitleg te begrijpen en maak daarna de opgaven

Slide 7 - Tekstslide

6

Slide 8 - Video

02:22
Bereken hoeveel mol overeenkomt met 60,0 gram C2H6O

Slide 9 - Open vraag

05:09
Bereken hoeveel gram zuurstof overeenkomt met 3,90 mol

Slide 10 - Open vraag

02:22
Leg uit waarom deze berekening niet goed is

Slide 11 - Open vraag

02:04
welke belangrijke informatie geeft de reactievergelijking voor het rekenen aan reacties?
A
de massaverhouding waarin de stoffen reageren
B
de molverhouding waarin stoffen reageren
C
de formules van de stoffen
D
de molecuulmassa van de stoffen

Slide 12 - Quizvraag

02:04
Wat is de molverhouding tussen sacharose en waterstof gas?

2C12H22O1124C(s)+22H2(g)+11O2(g)
A
2 : 22
B
1 :11
C
2 : 24 : 22: 11
D
2 : 11

Slide 13 - Quizvraag

02:04
4 Fe + 3 O2 --> 2 Fe2O3
Geef de molverhouding tussen
Fe en O2
A
4:3
B
4:3:2
C
1:2

Slide 14 - Quizvraag

Rekenen aan reacties

Uit de reactievergelijking kun je de molverhouding afleiden waarin stoffen reageren en ontstaan. Door het aantal mol om te rekenen in gram of liter kun je precies berekenen hoeveel stof je nodig hebt.

Omdat er meerdere rekenstappen nodig zijn, is het handig om gebruik te maken van een stappenplan

Slide 15 - Tekstslide

dit stappenplan staat ook in je boek

Slide 16 - Tekstslide

naar welke eenheid moet je ALTIJD omrekenen bij rekenen aan reacties?
A
gram
B
liter
C
mol
D
gram per mol

Slide 17 - Quizvraag

oefenen

eerst train je het invullen van het stappenplan

daarna oefen je met de uitwerking (berekeningen)

Pak nu je schrift en schrijf mee

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 34 gram water?
Vul de eerste 3 stappen van het stappenplan in (neem over in je schrift):
stap 1: reactievergelijking
stap 2: molverhouding
stap 3: wat is gegeven, wat is gevraagd?

Slide 19 - Open vraag

Maak het schema in je schrift af met stap 4 t/m 6.

Slide 20 - Open vraag

Voer nu de berekeningen uit volgens de stappen in het schema. Doe dit op papier en vul hieronder alleen het eindantwoord in

Slide 21 - Open vraag

stap 7 Controleer

Het is belangrijk om je antwoord te controleren. Gebruik het volgende lijstje. CONTROLEER

A ntwoord (heb je antwoord gegeven op de vraag?)

L ogisch (is het realistisch, zou het kunnen kloppen?)

L eesbaar (geen cijfers door elkaar, onduidelijk gekriebel?)

E enheid (staat die achter het getal en is die juist?)

S ignificantie

Noteer in je schrift!

Slide 22 - Tekstslide

controleer nu je eigen antwoord en kies de juiste significantie:
hoeveel gram zuurstof ontstaat bij de ontleding van 34 gram water?
A
30,19 gram
B
30,2 gram
C
30 gram
D
3x10^1 gram

Slide 23 - Quizvraag

Werk de volgende vraag uit in je schrift. Gebruik hierbij het stappenplan > Bereken hoeveel gram water ontstaat bij de verbranding van 32 gram CH4. De reactievergelijking is:

CH4+2O2>CO2+2H2O

Slide 24 - Open vraag

Test jezelf
hoeveel mg chloor ontstaat bij de ontleding van 1,20 gram natriumchloride?
Werk de opgave uit in je schrift volgens het 7 stappenplan.

Slide 25 - Open vraag

Hoe goed kun je de molverhouding afleiden uit de reactievergelijking?
A
het lukt niet, ik kan geen reactievergelijkingen opstellen
B
het lukt niet, ik weet niet naar welke getallen ik moet kijken
C
ik weet dat ik naar de coëfficiënten moet kijken, maar begrijp niet waarom
D
kloppend maken lukt prima en ik begrijp waarom ik naar de coëfficiënten moet kijken

Slide 26 - Quizvraag

Hoe goed kun je het schema met de 7 stappen invullen?
A
niet, ik heb geen idee wat de 7 stappen zijn
B
niet, ik heb die stappen helemaal niet nodig
C
als ik een voorbeeld zie, kan ik het nadoen
D
prima, ik ken de 7 stappen uit mijn hoofd

Slide 27 - Quizvraag

Heb je nog een vraag over deze les, stel hem dan hier:

Slide 28 - Open vraag

Eigen werk


Maak de opgaven die op het bord staan 

Slide 29 - Tekstslide