In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
epigenetica - chromatinestructuur
epigenetica - DNA structuur
regelen van de transcriptie prokaryoten
regelen van translatie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Regeling transcriptie - prokaryoten
Voorbeeld: regulatie van genen voor de aanmaak van enzymen om lactose te verteren (bron 21)
Slide 3 - Tekstslide
Regeling transcriptie - prokaryoten
Structuurgenen coderen voor de eiwitten die lactose kunnen verteren
Slide 4 - Tekstslide
Regeling transcriptie - prokaryoten
Regulatorgen codeert voor een repressoreiwit
Slide 5 - Tekstslide
Regeling transcriptie - prokaryoten
Repressoreiwit bindt aan de operator van de structuurgenen en voorkomt de binding van RNA polymerase aan de promotor.
Slide 6 - Tekstslide
Regeling transcriptie - prokaryoten
Bij aanwezigheid van lactose bindt lactose aan het repressoreiwit en inactiveert het -> het laat los.
Slide 7 - Tekstslide
Regeling transcriptie - prokaryoten
Zonder repressoreiwit kan RNA polymerase binden aan de promotor en worden de structuurgenen afgelezen.
Slide 8 - Tekstslide
Tryptofaan
operon
Deze operon werkt precies omgekeerd; hier gaat het namelijk om tryptofaan synthese en niet tryptofaan afbraak (zoals bij lac operon, lactose afbraak)
Bron...
bovenaan blz 35 boek
Slide 9 - Tekstslide
Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
epigenetica - chromatinestructuur
epigenetica - DNA structuur
regelen van de transcriptie eukaryoten
regelen van translatie
Slide 10 - Tekstslide
Genexpressie bij eukaryoten
staat onder controle van transcriptiefactoren (eiwitten)
TATA-box van de promoter
enhancers en silencers
activatoreiwitten en repressoreiwitten
koppeling RNA-polymerase en start transcriptie
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x
Activatoreiwitten (1) binden aan enhancer-DNA en stimuleren de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)
Slide 13 - Tekstslide
Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x
Coactivator-eiwitten (2) zorgen voor koppeling tussen verschillende
transciptiefactoren en stimuleren de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)
Slide 14 - Tekstslide
Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
x
TATA bindende transcriptiefactor (3) bindt aan de TATA-box (niet gen-specifiek)
Slide 15 - Tekstslide
Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Basale transcriptiefactoren (4) zijn nodig voor de binding van RNA polymerase (niet gen-specifiek)
Slide 16 - Tekstslide
Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Buigingseiwit is soms nodig om een juiste lus in het DNA te maken zodat het transcriptiecomplex gevormd kan worden.
Slide 17 - Tekstslide
Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Repressoreiwitten (6) binden aan silencer-DNA en voorkomen de binding van RNA polymerase aan de promotor (gen-specifiek)
Slide 18 - Tekstslide
Regeling transcriptie - eukaryoten (71F)
Regulerend DNA (7): enhancer DNA en silencer DNA zijn de bindingsplaatsen voor activatoreiwitten en repressoreiwitten. Hier wordt de transcriptie geregeld.
Slide 19 - Tekstslide
Genexpressie
Cellen kunnen de genexpressie regelen door:
epigenetica - chromatinestructuur
epigenetica - DNA structuur
regelen van de transcriptie
regelen van translatie
Slide 20 - Tekstslide
Regeling translatie
Hetzelfde pre mRNA kan door verschillende splicing (verwijderen introns) andere mRNA en dus andere eiwitten opleveren.
Slide 21 - Tekstslide
Regeling
translatie
Translatie kan pas
beginnen na het
aanhechten van de poly-A staart (AAAAA staart).
Door dit proces te remmen door binding met een eiwit kan de translatie vertraagd worden.
Slide 22 - Tekstslide
Wat is geen overeenkomst tussen genregulatie van eukaryoten en prokaryoten?
A
Beide maken gebruik van RNA-polymerase
B
Beide maken gebruik van een promotor
C
Beide maken gebruik van transcriptiefactoren
D
Beide maken gebruik van een repressor
Slide 23 - Quizvraag
Op welke plek langs het mRNA begint het ribosoom met de eiwitsynthese?
A
promotor
B
tatabox
C
operator
D
startcodon
Slide 24 - Quizvraag
E.coli a heeft een mutatie in de promotor van een gen. E.coli b heeft een mutatie in de operator van een gen. In welke bacterie wordt het eiwit geproduceerd?