Hoofdstuk 12 hormonen vwo5

Chapter 45 Hormonen


                                                                             
                                                                             hypothalamus en hypofyse
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Chapter 45 Hormonen


                                                                             
                                                                             hypothalamus en hypofyse

Slide 1 - Tekstslide

https://study.com/academy/topic/campbell-biology-chapter-45-hormones-and-the-endocrine-system.html

Slide 2 - Tekstslide

Welke hormoonklier regelt ons bioritme?
A
testes=teelbal
B
ovarium=eierstok
C
pijnappelklier
D
schildklier

Slide 3 - Quizvraag

Het lichaam streeft continu naar balans. Hoe noemen we dit proces?
A
Homeostase
B
Hypothalamus
C
Hypothermie
D
Hypothyroidisme

Slide 4 - Quizvraag

hormonen
  • 1 definitie, intro
  • 2 endocriene functie en hormoon regulatie
  • 3 positieve en negatieve feedback
  • 4 hypofyse
  • 5 anterior hypofyse
  • 6 schildklieraandoeningen
  • 7 bijschildklier
  • 8 bijnieren schors en merg
  • 9 bijnieren en stress
  • 10 bijnieren glucocorticoïden en androgenen
  • 11 hormonen van de teelballen en de eierstokken

Slide 5 - Tekstslide

Welke hormonen horen bij welke klier?
Groeihormoon
Schildklierhormoon
Adrenaline
Insuline
Glucagon
Testosteron
Oestrogeen

Slide 6 - Sleepvraag

welke hormoon
functies ken je?

Slide 7 - Woordweb

Klieren
Organen die bepaalde stoffen produceren en uitscheiden.

Exocriene klieren: zweetklieren, speekselklier, maagsapkliercel, 
alvleesklier
Endocriene klieren: scheiden hormonen uit in het bloed
signaalstoffen

Slide 8 - Tekstslide

Noem een endocrien en een exocrien product van de eierstok

Slide 9 - Open vraag

communicatie via
1.  Endocrien systeem (chemisch) 
hormonen via bloed, lymfe, weefselvloeistof naar targetcellen
(receptoren)

2. Zenuwcellen (elektrisch) 
signalen langs gerichte paden (neuronen) naar cellen
(spier, klier, zenuwcel)

Slide 10 - Tekstslide

hypothalamus, hypofyse
BINAS 88C1


Slide 11 - Tekstslide

De hypothalamus is een onderdeel van de hersenen.

Beïnvloedt de hypofyse
De hypofyse is de centrale hormoonklier

Er is een hypofyse voorkwab en een achterkwab

Slide 12 - Tekstslide

hypothalamus en hypofyse achterkwab
neurohypofyse
= hypofyse achterkwab

De hypothalamus maakt de neurohormonen oxytocine en ADH

via uitlopers van zenuwcellen komen de neurohormonen inde hypofyse 


Slide 13 - Tekstslide

Hypofyse voorkwab = adenohypofyse
maakt hormonen aan onder invloed van de hypothalamus
Hypothalamus maakt releasing of inhibiting hormonen aan


via het bloed naar de hypothalamus






Slide 14 - Tekstslide

3 verschillende typen hormonen
 
steroid hormonen 

tyrosine hormonen  (van 1 aminozuur afgeleid)

peptide hormomen (eiwit)
BINAS 67K

Slide 15 - Tekstslide

BINAS 
67 K

Slide 16 - Tekstslide

steroidhormonen
afgeleid van cholesterol (BINAS)\
Hydrofoob
Door de celmembraan heen naar eiwitreceptor in de cel
BINAS 89B

Slide 17 - Tekstslide

Peptidehormonen
Eiwitten: grote moleculen kunnen niet zomaar de celmembraan passeren.
Hebben een receptor in de celmembraan
BINAS 89B
signaalstoffen in de cel

Slide 18 - Tekstslide

Tyrosine hormonen
Afgeleid van het aminozuur tyrosine
Via beide mechanismen gaat de informatie naar de kern
BINAS 89B

Slide 19 - Tekstslide

Van welke hormonen liggen de receptoren in het cytoplasma?
A
insuline en oxytocine
B
ADH en EPO
C
cortisol en testosteron

Slide 20 - Quizvraag

§12.3 calcium huishouding
Let op!
Niet in details leren wat er in 12.3 besproken wordt.

wel weten: osteoblasten, osteoclasten, osteoporose en invloed geslachtshormonen
parathormoon en calcitonine en hun invloed op bot en nier
vitamine D en resorptie Ca2+ uit darm

Slide 21 - Tekstslide

Calcium 2+
Belangrijk voor
- bloedstolling
-spiersamentrekking
-impulsgeleiding zenuw
- signaalstof in de cel

Slide 22 - Tekstslide

calcium concentratie bloed
moet +- constant blijven

geregeld door calcitonine (CT) uit de schildklier
en parathormoon (PTH) uit de bijschildklier

antagonistische werking


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Calcitonine 
Parathormoon 
Verlaagt Ca2+
verhoogt Ca2+
Schildklier
Bijschildklier
remt afbraak botweefsel
Stimuleert afbraak botweefsel

Slide 25 - Sleepvraag

testosteron en oestrogenen remmen osteoclasten (afbraak bot)
=> osteoporose  (botontkalking)

Slide 26 - Tekstslide

Ca2+ in bloed te hoog
receptor (norm) in de schildklier zelf
schildklier gaat het hormoon calcitonine afgeven
calcitonine
-> osteoblasten (opbouw) actief
-> osteoclasten (afbraak) geremd
                           haalt minder Ca2+ terug uit de voorurine, dus je plast het uit 
Bot

Nier 

Slide 27 - Tekstslide

Ca 2+ in bloed te laag
receptor (norm) in de bijschildklierbijschildklier zelf
bijschildklier gaat parathormoon afgeven

 -> osteoclasten actief
-> nier haalt meer Ca2+ terug uit de voorurine
-> activatie Vit D -> meer Ca2+ uit de darm

Slide 28 - Tekstslide

12.4 homeostase glucose
Alvleesklier

Exocriene klier: verteringsenzymen
Endocriene klier: insuline en glucagon in de
Eilandjes van Langerhans

Slide 29 - Tekstslide

homeostase: glucose spiegel
Belangrijk want:

-brandstof voor alle cellen
- te weinig-> schade aan met name hersenweefsel!!!!!
- te veel -> terugresorptie via de nieren is beperkt
-> verlies kostbare brandstof met urine

§12.4

Slide 30 - Tekstslide

te hoge bloed glucose spiegel
(na maaltijd)
Eilandjes van Langerhans, beta-cellen

productie van insuline

insuline bevordert de opname van glusose door alle cellen
insuline bevordert de aanmaak van glycogeen uit glucose in lever en spier

Slide 31 - Tekstslide

Het teveel aan glucose zetten we om in glycogeen, waarom is dit gunstig voor ons lichaam?

Slide 32 - Open vraag

te lage bloedglucose spiegel
Eilandjes van Langerhans, alfa-cellen

productie van glucagon

glucagon bevordert de afbraak van glycogeen in lever
en de afgifte van glucose door de lever



Slide 33 - Tekstslide

suikerziekte
Te weinig of geen productie van insuline.
Het bloedsuikergehalte blijft te hoog.
Glucose in de urine: diabetes mellitus.

Type 1: cellen van alvleesklier zijn beschadigd
Type 2: ouderdomssuikerziekte, lichaamscellen reageren onvoldoende op insuline (te weinig receptoren)

Slide 34 - Tekstslide

acute stress
Adrenaline

 productie Bijniermerg
Doel: snel kunnen reageren in bedreigende situaties
Hartslag en ademhaling omhoog
Glucose nodig: glycogeen afbraak in lever en spieren

Slide 35 - Tekstslide

bloedglucose omhoog door

- na het eten van een koolhydraatrijke maaltijd
- glucagon veroorzaakt afbraak glycogeen in de lever
- afgifte van adrenaline na schrikreactie

Slide 36 - Tekstslide

Bij diabetes insipidus is de urine smakeloos en de patiënt produceert teveel urine, soms wel 20L per dag. Welk hormoon werkt hier niet zoals het hoort?
A
insuline
B
glucagon
C
ADH
D
groeihormoon

Slide 37 - Quizvraag

Schildklier                       
Stofwisseling                                                       
Ademhaling, hartslag, temperatuur                                      spijsvertering 

Te veel: vermageren
Te weinig: toename lichaamsgewicht                                                 

§12.5

Slide 38 - Tekstslide

BINAS 89 C
T4 = thyroxine
= een voorloperhormoon van T3

T4 -> T3

Slide 39 - Tekstslide

Welke hormonen worden gemaakt door de schildklier? Meerdere antwoorden zijn goed
A
T3
B
T4
C
Calcitonine
D
Parathormoon

Slide 40 - Quizvraag

osmo- receptoren in de hypothalamus

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Stofwisseling  insuline, glucagon, adrenaline, groeihormoon,  cortisol, thyroxine

Nieren/osmotische waarde   ADH, aldosteron
bloed EPO

voortplanting  oxytocine, testosteron, progesteron, oestrogeen

calciumhuishouding     calcitonine en PTH


Slide 43 - Tekstslide

Vind je LessonUp handig voor de online lessen? Typ je antwoord hieronder

Slide 44 - Open vraag