Lesson 22: future tenses

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

WELCOME BACK 

Today’s lesson (40 min) 

• Homework check -> lesson 4; past continuous / past simple 
  
• Start with lesson 5; future tenses 
  
• What are future tenses? 
  
• Explain when to use what form of the future tense 
  
• No quiz! (Because 40 min lesson) 
  
• Start with homework
  

 Future tenses 

Future Tenses

1.  Will 
2. 'Going to'
3. Present Continuous
4. Present Simple

Future Tenses

1. Will 

• een voorspelling, je denkt dat iets gaat gebeuren maar weet dit niet zeker. Je hebt er geen bewijs voor 

• Will: Bij iets dat je zult doen
  

We will go to Venice some time next year.

Future Tenses

2. Going to + het hele werkwoord 

• Am/are/is + going to + hele werkwoord 
  

• als je wilt aangeven dat iemand iets in de toekomst van plan is. 
  
•  als je een voorspelling doet waar je bewijs voor hebt, bijv.:
  

• Look at those dark clouds! It is going to rain.
  
• (Kijk eens naar die donkere wolken! Het gaat zo regenen.)
  

Future Tenses

•  I am going to walk to the station in ten minutes.
  
• He is going to eat some fruit.
  
• They are going to visit the museum next week.
  

Future Tenses

3. Present Continuous (-ing vorm)

• Gebruik je om aan te geven dat iets binnenkort gaat gebeuren. Het gaat om afspraken of dingen die georganiseerd zijn.
  
• Vorm : am / are / is + verb-ing

• I am taking my friend to the cinema tonight.
  

Future Tenses

4. Present Simple

• Gebruik je als iets vast staat volgens een rooster of dienstregeling. 
• Denk hierbij aan openingstijden, sluitingstijden, aankomsttijden en vertrektijden 
  
• The train leaves in three minutes.
  
• The bus arrives at 14:30.