Future tenses - havo 3

Future tenses
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Future tenses

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's Goals
  • You can apply the future tenses in sentences.
  • You can explain the difference in the use of the future tenses.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's topics:
  1. will
  2. be going to
  3. present continuous
  4. present simple

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

will
Vormwill (won't) + hele w.w.

Gebruik:
  • Spontane beslissingen: Look! There's Tommy. I will go and say hello.
  • Beloftes: I promise I won't tell anyone.
  • Wanneer je iets aanbiedt: I'll help you carry your bags.
  • Voor het maken voor voorspellingen als het gebaseerd is op je eigen gedachtes (geen bewijs): I think you will do well in your exams. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

be going to
Vorm:  to be (am, is, are) + going to + hele w.w.

Gebruik:
  • Voor het maken voor voorspellingen als het gebaseerd op wat je kunt zien (wel bewijs): Look at that! He is going to jump in the river. 
  • Wanneer je al iets besloten hebt, voor plannen: I am going to invite her to my party.
  • Als je vraagt naar de plannen van iemand anders: Are you going to watch TV  tonight. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We ........ watch a film tonight.
A
will
B
're going to
C
am going to
D
is going to

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Your brother _______ study in America.
A
is going to
B
will

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I think they ______ help us.
A
will
B
won't
C
isn't going to
D
aren't going to

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ..... probably ..... first prize.
A
will ... win
B
are ... going to win
C
will ... won
D
are ... going to won

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
Vorm: am/are/is + werkwoord + ing

Gebruik: 
  • Voor afspraken in de toekomst: I am meeting Jane at the cinema tomorrow.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
Gebruik: 
  • Om te praten over roosters/tijdschema's/ dienstregelingen

Water boils at 100 degrees Celsius. 
The train leaves at 7 in the morning. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Bevestigende zinnen:

I/you/we/ they -> hele ww
she/he/it -> hele ww + (e)s


Ontkennende zinnen:

I/you/we/ they -> don't + hele ww
she/he/it -> don't + hele ww + (e)s

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rule:
I / you / we / they: Don't(+verb)
Rule:
He/ she / it: Doesn't (+verb)

S moves from the verb to doesn't
Present simple negative

Slide 14 - Tekstslide

friday 26 -11 got to slide 11. The class didn't do ex 3 negatives yet
Hoe maken we de present simple?
(vragend)





  • Je maakt vragen door do of does vooraan de zin te zetten
  • Bij he, she, it ==> Does
Do
I
buy
read
think
come
eat
Do
You
buy
read
think
come
eat

Does
He
She       *
It

buy

read

think

come

eat

Do
You
We
They

buy

read

think

come

eats

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the gap & Use Present Simple (negative)

Sara ... (watch) the news. She thinks it's boring.
A
doesn't watch
B
doesn't watches
C
don't watch
D
not watches

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin vragend(present simple)
Mike likes to walk

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de vragende vorm van de Present Simple:
....... you ....... (like) pizza?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is in the present simple negative.
A
We liked that dog.
B
We haven't liked that dog.
C
We're liking that dog so much.
D
We don't like that dog so much.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present simple?
(- negative/negatief)
A
I am not liking cats.
B
I don't like cats.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Well done! Are there any questions?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies