Oefenen toetsweek (wk 45)

Welkom!

Wat heb je bij je?
- Laptop + oplader
- Schrift + pen (etui)
- Boek
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Wat heb je bij je?
- Laptop + oplader
- Schrift + pen (etui)
- Boek

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Oefenen met woordenschat: zinnen maken
- Extra uitleg in groepjes
- Oefenen voor de toetsweek

Slide 2 - Tekstslide

Woordenschat: tips
Zinnen maken:
1. Zorg dat je écht weet wat een woord betekent: 
is de uitleg uit het boek onduidelijk? Vraag het aan iemand uit je groepje, zoek op Google of zoek het woord op: www.synoniemen.net
2. Uit de zin moet blijken dat je weet wat het woord betekent: maak de zin dus lang genoeg!

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht: zinnen maken

1. Kies twee woorden uit die je moet kennen voor de toetsweek
2. Maak per woord een zin waarin duidelijk wordt dat jij weet wat het woord betekent

Slide 4 - Tekstslide

Zinnen bespreken
1. Lees je zin voor aan degene die naast je zit (uit je groepje).

2. Bespreek samen:
- of jullie uit de zin kunnen halen wat het woord betekent
- of de zin duidelijk en lang genoeg is

3. Klassikaal bespreken

Slide 5 - Tekstslide

Extra uitleg: rondes
Deel 1: Werkwoordspelling 

Deel 2: Leestekens

Deel 3: Hoofdletters

Deel 4: Samenstellingen

Slide 6 - Tekstslide

Aan het werk
Oefenen voor de toetsweek:
- Cambiumned.nl
- Oefenbladen Magister
- Test jezelf via de link in de studiewijzer


Slide 7 - Tekstslide

De persoonsvorm
Dit is de vervoegde vorm van een werkwoord.
De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin.

Slide 8 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

ik
jij achter persoonsvorm

jij
hij/zij/het

.
.
hele werkwoord -en


hele werkwoord -en  +t

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord geeft aan dat een handeling is gebeurd of gedaan: Ik heb een nieuwe serie gekeken

Het voltooid deelwoord wordt gemaakt met:
- de hulpwoorden hebben, zijn, worden
- de prefixen: ge-, ver-, be-, ont- en her-

Slide 11 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord kan eindigen op -en, -d, -t
- Maak het voltooid deelwoord langer om te horen of je een -d of een -t schrijft
- Je kan hierbij ook 't sexy fokschaapje gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

Het onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling nog bezig is: Kijkend naar de nieuwe serie

Het onvoltooid deelwoord eindigt op:
 -nd(e)

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

1. Aan het begin van een zin: Ik moet morgen vroeg opstaan
2. Als een zin met een apostrof (') begint, krijgt de eerste letter van het woord daarna de hoofdletter: 's Ochtends moet ik vroeg opstaan.

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?
3. Eigennamen: 
- personen: Jan Janssen, Piet van den Berg, meneer Van Dijk
- instituten: Voedingscentrum
- merken en bedrijven: Nike, MediaMarkt
- historische gebeurtenissen: de Tweede Wereldoorlog
- feestdagen: Kerstmis, Suikerfeest

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

4. Aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan: Rotterdam, Nederlands
5. Heilige namen: God, Allah
6. Titels: Alice in wonderland, Spijt!

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer schrijf je GEEN hoofdletter?

1. Bij maanden en dagen: januari, maandag
2. Bij windstreken: noordoosten
3. Bij historische tijdperken: oudheid, middeleeuwen
4. Bij woorden die afgeleid zijn van feestdagen: kerstvakantie

Slide 17 - Tekstslide

Leestekens

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Aaneenschrijven
- hoofdregel =
           } één persoon / dier / ding = één woord
           feestbeest, feestwinkel
           } dit geldt ook voor andere woorden dan zelfstandig                           naamwoorden: daarnaast, eraf
- Engelse leenwoorden
            bodyguard airbag



Slide 21 - Tekstslide

Tussenklanken: -s
- als je een –s hoort:  lievelingskleur

- tweede deel begint met een s -> Vervang tweede deel ter controle:  kappersschaar – kappersopleiding

Slide 22 - Tekstslide

Tussenklank: -er & -en
Tussenklank -en
- eerste deel samenstelling heeft een meervoud op –en:
stoelendans

Tussenklank -er
- eerste deel samenstelling heeft een meervoud op –eren:
 kalverliefde



Slide 23 - Tekstslide

Tussenklank -e
- eerste deel samenstelling heeft een meervoud op
 –s (horloges) of - s & -n (groenten/groentes): 
 etalagepop,   secondewijzer
- eerste deel heeft geen meervoud / er bestaat er maar één van:
 aardewerk,   maneschijn
- versterkt een bijvoeglijk naamwoord:
 beresterk



Slide 24 - Tekstslide

Samenstellingen met een koppelteken (-)

- klinkerbotsing: na-apen, zo-even
- combinatie titels en beroepen: singer-songwriter
- aardrijkskundige namen en samenstellingen: Zuid-Afrika

- afkortingen, letters, speciale tekens: x-as, 48+-kaas
- samenstellingen met hoofdletters: anti-Europees, on-Nederlands




Slide 25 - Tekstslide

Samenstellingen met een koppelteken (-)
- na de voorvoegsels:
 adjunct, aspirant, assistent, bijna, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud, sint, substituut
 aspirant-lid, non-actief
- voor deze woorden:  -generaal, -president, -testamentair, -verbaal of -militair
minister-president, proces-verbaal

Slide 26 - Tekstslide

Samenstellingen: cijfers
-  Getallen in letters schrijf je aan elkaar: zeventig, achttien
- na een getal in cijfers schrijf je een koppelteken: 22-jarige, 40-urige werkweek 

Let op!
Na duizend, na en voor miljoen & miljard komt een spatie: zes miljoen driehonderdduizend tien (=6.300.010)

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiter
Wat heb jij geleerd deze les?

Slide 28 - Tekstslide