1.2 Werken en wonen

1.2 Werken en wonen
Spullen pakken
Telefoon in telefoontas
Inloggen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.2 Werken en wonen
Spullen pakken
Telefoon in telefoontas
Inloggen

Slide 1 - Tekstslide

Wie hadden na 1848 meer macht gekregen in Nederland?
A
De koning en zijn ministers
B
Alle Nederlandse mannen
C
Alle Nederlanders vanaf 18 jaar en ouder
D
Alle Nederlandse rijke mannen

Slide 2 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij de volgende betekenis: 'De Eerste en de Tweede Kamer samen, ook de Staten-Generaal genoemd.'
A
Monarchie
B
Parlementaire democratie
C
Parlement
D
Regering

Slide 3 - Quizvraag

Welke twee taken heeft het parlement in Nederland?
A
Wetten maken en controleren van de regering
B
Controleren van de minister-president en wetten maken
C
Controleren van de Eerste Kamer en wetten maken
D
Controleren van de Tweede Kamer en wetten maken

Slide 4 - Quizvraag

Bekijk op bladzijde 16 het kopje 'Taken van het parlement'. Welke twee rechten gelden ALLEEN voor de Tweede Kamer en NIET voor de Eerste Kamer?

Slide 5 - Woordweb

Plan voor vandaag
  • Herhaling afgelopen les

  • Uitleg paragraaf 1.2

  • Afsluiting
Leerdoel: Ik kan uitleggen wat de gevolgen van de opkomst van de industrie waren voor de arbeiders.

Slide 6 - Tekstslide

Nederland industrialiseert
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken

  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 7 - Tekstslide

van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie
Industrialisatie

Slide 8 - Tekstslide

Hoe zou het leven eruit zien van een arbeidersgezin halverwege de 19e eeuw?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen van de industrialistatie

  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad

  • Steden groeien erg snel; zeker in de grote steden als Amsterdam en Rotterdam

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsomstandigheden
  • Steeds hetzelfde werk

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)

  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen

Slide 12 - Tekstslide

Kinderarbeid
  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Goedkoper

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

  • Noodzakelijk: overleven als gezin

Slide 13 - Tekstslide

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 14 - Tekstslide

Woonomstandigheden
  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

  • Dichtbij fabrieken

  • Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining

Slide 15 - Tekstslide

Dit alles noemen we: de sociale kwestie

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? (1)
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? (2)
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 18 - Tekstslide

Welke oplossingen zou men kunnen bedenken om de 'Sociale Kwestie' op te lossen?

Slide 19 - Woordweb

Wie helpt de arbeiders?
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's

  • Drie veranderingen om het leven van de arbeiders te verbeteren: vakbonden, revolutie en parlement

Slide 20 - Tekstslide

Vakbonden
  • De kracht van verenigen als een groep arbeiders

  • Vakbonden: organisaties die namens de arbeiders onderhandelen

  • staken: alleen als iedereen staakt

  • Ondersteuning vanuit de spaarkas

Slide 21 - Tekstslide

De sociale kwestie op politiek vlak
  • Onder hoogopgeleide mensen groeit het volgende idee: samenleving waarin bezit eerlijk is verdeeld.

  • Dit streven heet socialisme en kan op twee manieren worden bereikt: via revolutie of parlement

Slide 22 - Tekstslide

Revolutie: communisme (1)
  • Karl Marx Duits filosoof

  • Het grote probleem: de meerderheid is arm en machteloos en de minderheid is rijk en heeft alle macht

  • Marx had hiervoor de volgende oplossing...

Slide 23 - Tekstslide

Revolutie: communisme (2)
  • De oplossing: afschaffing van particulier  bezit (fabrieken, mijnen, landbouw)

  • Alles is van iedereen

  • Gelijkwaardige samenleving

  • Alleen te bereiken via een revolutie: opstand van de arbeiders

Slide 24 - Tekstslide

Parlement
  • Sociaaldemocraten: verschillen tussen arm en rijk veranderen via wetgeving.

  • De rijken betalen meer belasting

  • Overheid financiert voorzieningen

  • Bezit moet gelijk worden verdeeld (zelfde als bij de communisten)

Slide 25 - Tekstslide

Pieter Jelles Troelstra
  • Stoorde zich aan het onrecht in de samenleving

  • Leider van de Socialistische Democratische Arbeiderspartij (SDAP)

  • Verbetering van de levensomstandigheden van de arbeiders.

  • Doel: algemeen kiesrecht

Slide 26 - Tekstslide

Waarom zou Pieter Jelles Troelstra zo graag algemeen kiesrecht willen in Nederland?

Slide 27 - Open vraag

Van liefdadigheid naar sociale wetten
  • Armenwet (1854)

  • 'Kinderwetje van Van Houten' (1874)

  • Leerplichtwet (1900), 
  • Woningwet (1901),
  • Ongevallenwet (1901)

  • Let op: Meestal waren de uitkeringen erg laag en voor korte tijd

    Slide 28 - Tekstslide

    Aan de slag!
    Maak van 1.2 'Werken en wonen' de volgende opdrachten:
    Basisstof: opdracht 4 t/m opdracht 6 + opdracht 8 t/m opdracht 11
    blz. 29 - blz. 34

    Klaar? Lees alvast paragraaf 1.3 'Een verzuilde samenleving' door. Je kan dan al een start maken met de volgende opdrachten: opdracht 3 t/m opdracht 5 + opdracht 8 t/m opdracht 10b

    Slide 29 - Tekstslide

    Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

    Slide 30 - Open vraag