Herhaling hoofdstuk 3

Herhaling hoofdstuk 3

- Lezen: betoog, kritisch lezen argumenten, (tegen)argument en weerlegging.
- Woorden: woordenlijst, taboewoorden.
- Grammatica: o-zin, lv-zin, bwb-zin, bw en bn
- Spelling: VD en TD, hoofdletters
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 3

- Lezen: betoog, kritisch lezen argumenten, (tegen)argument en weerlegging.
- Woorden: woordenlijst, taboewoorden.
- Grammatica: o-zin, lv-zin, bwb-zin, bw en bn
- Spelling: VD en TD, hoofdletters

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een betoog? Een betoog is een ...
A
Tekst waarin een bepaald standpunt wordt verdedigd met behulp van argumenten.
B
Tekst waarin iemand je probeert te overtuigen om iets te doen.
C
Tekst waarin iemand reclame maakt voor een bepaald product.
D
Tekst waarin verschillende meningen met elkaar vergeleken worden.

Slide 3 - Quizvraag

Welke opbouw heeft een beoordeling?
A
tweedeling
B
driedeling

Slide 4 - Quizvraag

Welke vraag kun je stellen bij het kritisch lezen van 'objectieve argumenten'?

Slide 5 - Woordweb

Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument

Slide 6 - Quizvraag

Woorden

Slide 7 - Tekstslide

Noem een taboewoord.

Slide 8 - Open vraag

Welk woord hoort bij de betekenis: overduidelijk, vanzelfsprekend
A
conventie
B
voorbestemd
C
evident

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort bij de betekenis: Een duidelijk voorbeeld van
A
Een sterk staaltje van
B
Op je tellen passen
C
In de pen klimmen

Slide 10 - Quizvraag

Grammatica

Slide 11 - Tekstslide

Maak van de bijzin 1 woord:
Wie nu niet luistert, moet morgen nakomen.

Slide 12 - Open vraag

Noteer uit onderstaande zin het eerste en het laatste woord van de bijzin
en benoem de bijzin.

'Toen mijn zus was afgestudeerd, ging ze een jaar reizen.'

Slide 13 - Open vraag

Noteer uit onderstaande zin het eerste en het laatste woord van de bijzin
en benoem de bijzin.

'Je moet niet vergeten dat ik van je houd.'


Slide 14 - Open vraag

Zin ontleden

Als je nu weer te laat komt, word ik heel boos. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat doen bijwoorden niet?

Bijwoorden ...
A
geven extra informatie bij een werkwoord.
B
geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
geven extra informatie bij een ander bijwoord.

Slide 16 - Quizvraag

Benoem het bijwoord/de bijwoorden in de onderstaande zin.

Slide 17 - Open vraag

Zet de woordsoorten onder de woorden.

Waarom heeft die zeer charmante vrouw gisteren na de lunch

een rekening gestuurd naar hem?

Slide 18 - Tekstslide

Spelling

Slide 19 - Tekstslide