BLOK 4 Over Taal Lange samenst / taal en emotie zelfst 25.5
NE 2 T/HAVO
Blok 4
Over Taal
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
NE 2 T/HAVO
Blok 4
Over Taal
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het eind van deze les
begrijp je hoe een spatie in een samenstelling een verschil kan maken
begrijp je dat woorden een gevoelswaarde hebben
Slide 2 - Tekstslide
Driedelige samenstellingen
Samenstellingen die uit 3 delen bestaan, noem je driedelige samenstellingen.
Zulke woorden schrijf je helemaal aan elkaar :
vb.
achtuurjournaal
dodehoekspiegel
Slide 3 - Tekstslide
Driedelige samenstellingen
voorbeelden driedelige samenstellingen :
achtuurjournaal
dodehoekspiegel
MAAR als je in zo'n samenstellingen een spatie schrijft, verandert de betekenis.
Kijk maar naar de voorbeelden :
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Driedelige samenstellingen
Als het eerste deel iets zegt over de hele samenstelling, schrijf je het los.
Als het eerste deel alleen iets zegt over een deel van de samenstelling, dan maakt het deel uit van de samenstelling
Slide 11 - Tekstslide
Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.
oudedameskapsel =
Slide 12 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.
witte vredesduif =
Slide 13 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.
purechocoladevla =
Slide 14 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.
meergranenbrood =
Slide 15 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.
éénaprilgrap =
Slide 16 - Open vraag
Leg in je eigen woorden uit wat de samenstelling of woordgroep betekent.
jonge schaakspeler =
Slide 17 - Open vraag
Bedenk zelf nog twee driedelige samenstellingen of woordgroepen
Slide 18 - Open vraag
Signalering onjuist spatiegebruik
Echt waar ! Er bestaat een website over onjuist spatiegebruik.
Zoek zelf een voorbeeld op de website (link in volgende slide)
Maak er een screenshot van en leg je voorbeeld uit.
Slide 19 - Tekstslide
https:
Slide 20 - Link
Plak hier je screenshot.
Slide 21 - Open vraag
Leg hier je voorbeeld uit.
Slide 22 - Open vraag
Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
tandenborstel
B
viezeluier
C
ringvinger
D
schoenveter
Slide 23 - Quizvraag
Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
rondrennen
B
vingerverven
C
muziekmaken
D
stofzuigen
Slide 24 - Quizvraag
Welk van deze woorden is fout gespeld?
A
fijngestampt
B
goededoelenactie
C
inhalen
D
doormiddelvan
Slide 25 - Quizvraag
Driedelige samenstellingen
groteteennagel
grote teennagel
Slide 26 - Tekstslide
Driedelige samenstellingen
groteteennagel
grote teennagel
Een groteteennagel is de nagel van een grote teen,
een grote teennagel is een teennagel die groot is.
DE SPATIE MAAKT HET VERSCHIL !
Slide 27 - Tekstslide
Leg beide betekenissen uit.
Engelsedropliefhebber en Engelse dropliefhebber
Slide 28 - Open vraag
Leg beide betekenissen uit.
goudenmedaillewinnaar en gouden medaillewinnaar
Slide 29 - Open vraag
Leg beide betekenissen uit.
gele truidrager en geletruidrager
Slide 30 - Open vraag
Taal en emotie
Lees goed de theorie op de volgende 2 slides.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Taal en emotie
Als je je bewust bent van de gevoelswaarde van woorden,
kun je er ook gebruik van maken.
Politici en media doen dit voortdurend.
Zo proberen ze hun publiek te overtuigen om op een bepaalde manier naar zaken te kijken.
Slide 34 - Tekstslide
Taal en emotie
voorbeeld
Politieke partij A wil minder geld uitgeven aan defensie.
De partij spreekt over ‘hervormingen’.
Partij B wil niet dat defensie minder geld krijgt en spreekt over ‘bezuinigingen’.
Slide 35 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met ‘de gevoelswaarde van woorden’?
A
woorden geven aan hoe iets aanvoelt, bijvoorbeeld: ruw, zacht
B
woorden geven aan hoe jij je voelt, bijvoorbeeld: blij, verdrietig
C
woorden laten iets zien van jouw kijk op de wereld
Slide 36 - Quizvraag
Welk effect hoopt de spreker met het grootgedrukte woord te bereiken ?
Een gemeenteraadslid heeft het over ‘een TSUNAMI aan drugskoeriers’ als het lokale drugsbeleid wordt aangepast.
Slide 37 - Open vraag
Welk effect hoopt de spreker met het grootgedrukte woord te bereiken ?
Hitler vergeleek in de Tweede Wereldoorlog de Joden met BACTERIËN.
Slide 38 - Open vraag
Welk effect hoopt de spreker met het grootgedrukte woord te bereiken ?
In 1994 hoorden de Hutu’s op de radio dat de Tutsi’s (een ander volk in Rwanda) KAKKERLAKKEN waren.
Slide 39 - Open vraag
Welk effect hoopt de spreker met het grootgedrukte woord te bereiken ?
Wilders noemde in 2011 een politicus van de PvdA een SCHOOTHONDJE.
Slide 40 - Open vraag
Taal en emotie
Leg in je eigen woorden uit hoe de woordkeuze in de volgende situaties beïnvloedt hoe je over iets denkt.
Slide 41 - Tekstslide
Een zak chips waarop staat ‘65% vetvrij’ wordt vaker verkocht dan dezelfde zak chips met daarop ‘35% vet’.
Slide 42 - Open vraag
Vroeger werd op het perron omgeroepen dat de trein ‘vijf minuten vertraging’ had. Tegenwoordig kondigt de omroeper aan dat de trein ‘over vijf minuten vertrekt’.
Slide 43 - Open vraag
Ties vraagt aan zijn ouders toestemming om naar een feestje te mogen. ‘Bijna mijn halve klas mag gaan’, zegt hij. ‘Dus nog niet eens je halve klas heeft toestemming om te gaan’, reageert zijn vader.
Slide 44 - Open vraag
Een politicus heeft zich verdiept in een onderwerp en heeft daarna zijn mening daarover bijgesteld. Een tegenpartij noemt hem nu een ‘draaikont’.
Slide 45 - Open vraag
Begrijp je de uitleg? Heb je nog vragen? Iets anders wat je wil zeggen ?