1HV - La répétition (PC)

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide



Tu as passé de bonnes vacances?

Slide 2 - Tekstslide


Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen & Herhaling

  • Ik ken dierennamen in het  Frans.
  • Ik weet hoe ik de passé composé kan maken en gebruiken in het Frans. 
  • Ik weet wat de woordvolgorde in Franse zinnen is.

Slide 4 - Tekstslide

Mon animal et moi
grand
mechant
sympa
calme
content
triste
drôle
petit
marrant
actif
sportif
sérieux
timide
vieux

Slide 5 - Tekstslide

Les animaux

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

des oiseaux
un chat
un chien
un éléphant
un poisson
une tortue

Slide 8 - Sleepvraag

le chien
le singe
l'oiseau
le cheval
la vache
le lapin
le poisson
le chat
la souris
le canard
de aap
de vis
de vogel
de eend
het paard
het konijn
de kat
de koe
de muis
de hond

Slide 9 - Sleepvraag

Voici Tintin
      - Tintin est un chien.
      -  Il a quatre ans.
      -  Il habite à Hilversum.
      -  Il est grand
      -  Il est super sympa!

Slide 10 - Tekstslide

Wat kan je vertellen over Tintin, noem 5 dingen.

Slide 11 - Open vraag

De passé composé
Gebruik je om te vertellen wat je hebt gedaan. Dit werkt hetzelfde als de voltooide tijd in het Nederlands:
Onderwerp + vorm van 'avoir' (hebben) + voltooid deelwoord

Ik heb gepraat         Jij hebt gegeten                Wij hebben gewoond
J'ai parlé                    Tu as mangé                         Nous avons habité

Slide 12 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Slide 13 - Tekstslide

de passé composé
de passé composé met avoir 

Slide 14 - Tekstslide

J'
TU
IL/ELLE/
ON
NOUS
VOUS
ILS/
ELLES
ai
avons
as
ont
avez
a

Slide 15 - Sleepvraag

Passé composé: het rijtje
Parler = praten

j'ai                     parlé                 Ik heb                gepraat
tu as                 parlé               Jij hebt               gepraat
il/elle a            parlé               Hij/zij heeft      gepraat
on a                  parlé               Men heeft         gepraat / We hebben gepraat
nous avons   parlé               Wij hebben      gepraat
vous avez      parlé               Jullie hebben  gepraat / U heeft gepraat
ils/elles ont  parlé                Zij hebben       gepraat 

Slide 16 - Tekstslide

Wij hebben tv gekeken

Slide 17 - Open vraag

Jij hebt gedanst

Slide 18 - Open vraag

Marco en Paul hebben geluisterd

Slide 19 - Open vraag

habité / France / j' / en / ai

Slide 20 - Open vraag

1 teveel!
regardé / vous / télé / avons / la / avez

Slide 21 - Open vraag

1 teveel!
fêté / anniversaire / ont / l' / fête / ils

Slide 22 - Open vraag

un / a / mère / sa / Léa / donné / cadeau / à

Slide 23 - Open vraag

het Bijvoeglijk Naamwoord
Wat is een Bijvoeglijk Naamwoord?

Slide 24 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord
Standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud: -                                    grand
Vrouwelijk enkelvoud: + e                               grande
Mannelijk meervoud: + s                                 grands
Vrouwelijk meervoud: + es                           grandes

Slide 25 - Tekstslide

hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden:
bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud

Slide 26 - Sleepvraag

Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 27 - Sleepvraag

NL
Mnl.ev.
Vrl.ev.
Mnl.mv
Vrl.mv
Mooi

Oud

Nieuw
Beau
Vieilles
Nouveaux
Belles
Vieille

Slide 28 - Sleepvraag

Kies de juiste vorm:
Les voitures (groen)
A
vertes
B
verte
C
vert
D
verts

Slide 29 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
les filles _______________ (charmant)

Slide 30 - Open vraag

Vertaal:
J'ai deux (mooie) _________ sœurs.

Slide 31 - Open vraag

Schuif de woorden in de juiste volgorde
   

  GRAMMAIRE    Het bijvoeglijk naamwoord
J'habite dans une ............................ maison
Il y a de .................... chambres.
Nous avons aussi un ....................jardin
Nous avons trois ...................... lapins
Mon animal .....................  c'est Sammie.
Sammie a les poils .................... et courts.
Ma mère est  ...........................
Kies het correcte bijvoeglijke naamwoord. Let op bij de onregelmatige vormen.
belles
beaux
vieux
beau
vieille
vieilles
brunes
bruns
brune
hollandaise
hollandaise
hollandaise
préférée
préféré
préférés

Slide 32 - Sleepvraag