3.1 Organismen in hun omgeving

Startpdracht:
Toets bespreken: start je laptop op en ga naar its learning.
Vul het evaluatieformulier in met je toets erbij: zie its learning
Kijk goed wat je nog extra moet leren voor de volgende toets
Klaar?
lees de tekst op blz 133 en bekijk bron 2 op blz 134 

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startpdracht:
Toets bespreken: start je laptop op en ga naar its learning.
Vul het evaluatieformulier in met je toets erbij: zie its learning
Kijk goed wat je nog extra moet leren voor de volgende toets
Klaar?
lees de tekst op blz 133 en bekijk bron 2 op blz 134 

Slide 1 - Tekstslide

PTA M3/M4 22-24

Slide 2 - Tekstslide

H3 Planten en dieren
- Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben.
- Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.

Slide 3 - Tekstslide

Welke aanpassing zie je aan de leefomgeving?

Slide 4 - Tekstslide

Factoren
  • Biotische factoren: Invloeden uit de levende natuur.

  • Abiotische factoren: Invloeden uit de levenloze natuur.

  • Alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen, vormen een ecosysteem.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Factoren
  • Biotische factoren: Invloeden uit de levende natuur. (voedsel, roofvijanden, schuilplaats, soortgenoten, ziekteverwekkers)

  • Abiotische factoren: Invloeden uit de levenloze natuur. (water, licht, temperatuur, wind, bodem)

  • Alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen, vormen een ecosysteem.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Aanpassingen
  • Ieder organisme past bij het ecosysteem waarin hij leeft.

  • Planten en dieren zijn daarom ook aangepast aan het ecosysteem waar ze leven.

  • Een aanpassing is een eigenschap van een organisme, waardoor hij goed kan overleven in zijn ecosysteem.

Slide 9 - Tekstslide

Planten die zich aanpassen
<-voorjaarsbloeiers
klimplanten->
Welke aanpassingen zie je? 

<-wortelrozet
woestijnplant->
Lees blz 137 nog eens door

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

3.1 les 1 
Maken opdr 1 t/m 11 
Nakijken 

Slide 13 - Tekstslide

check leerdoelen
  • Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben.
  • Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.
  • Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.

Slide 14 - Tekstslide

3.1 les 2 

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen 3.1 
- Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben.
- Je kunt beschrijven wat eeen ecosysteem is.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.

- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving.
- Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
- Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze.

Slide 16 - Tekstslide

Herhalen vorige les

Slide 17 - Tekstslide

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 18 - Sleepvraag

Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied?
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren

Slide 19 - Quizvraag

Een voorbeeld van een biotische factor is:
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur

Slide 20 - Quizvraag

Een voorbeeld van een abiotische factor is:
A
Hoeveelheid licht
B
Voeding
C
Concurrentie
D
Schuilplaats in een boom

Slide 21 - Quizvraag

Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.

A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet

Slide 22 - Quizvraag

Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.

A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten

Slide 23 - Quizvraag

Planten in het tropisch regenwoud hebben:
A
veel huidmondjes om het vocht kwijt te raken
B
weinig huidmondjes om het vocht kwijt te raken

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

- Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
- Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze.

Opdracht: gebruik de link in de volgende dia. Je komt op een pagina van wikiwijs. 
Doe aan het einde de toets. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

dieren die zich aanpassen
<-warmbloedig
wintervacht->

koud: isolatie/vetlaag->
<-warm: groot oppervlak

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Aanpassingen aan een warme omgeving 
Voorbeelden zijn:
1. dunne vacht
2. grote oren
3. lange poten

Het lichaamsoppervlak vergroten, zodat er zoveel mogelijk warmte weg kan.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

3.1 Les 3 

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen 3.1 
- Je kunt beschrijven welke biotische en abiotische factoren invloed op organismen hebben.
- Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving.
- Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel.
- Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze.

Slide 34 - Tekstslide

Aanpassing aan hun leefwijze
Je kan aan het gebit van een zoogdier zien wat ze eten.
1. richel (plooikiezen)  & snijtanden ==> planteneters
2. Knipkiezen & scherpe hoektanden ==> vleeseters
3. Knobbelkiezen & snijtanden ==> alleseters

Slide 35 - Tekstslide

Verschillende typen eters + gebitten
Planteneters: Plooikiezen

Vleeseters: Knipkiezen

Alleseters: Knobbelkiezen

Slide 36 - Tekstslide

Verschillende soorten snavels

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Verschillende soorten poten

Slide 39 - Tekstslide

Verschillende soorten poten

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Vragen over aanpassingen bij dieren

Slide 42 - Tekstslide

Dieren in warme streken hebben:
A
Kleine oren, om hun warmte kwijt te raken
B
Grote oren, om hun warmte kwijt te raken

Slide 43 - Quizvraag

Een haaksnavel is voor het eten van..
A
planten
B
zaden
C
vlees
D
insecten

Slide 44 - Quizvraag

Een planteneter heeft
A
Knipkiezen en hoektanden
B
Plooikiezen en snijtanden

Slide 45 - Quizvraag

Steltpoten hebben
A
Wad en weidevogels
B
Vogels die langs de stam lopen
C
Roogvogels
D
Watervogels

Slide 46 - Quizvraag

3.1 Les 2 
Maken opdr 12 t/m 19 
Nakijken 

Slide 47 - Tekstslide