Leerjaar 1 periode 3 Biologie

Maak de juiste combinaties door te slepen
Een verbinding tussen 2 aminozuren
eiwit opgebouwd uit aminozuren
Bouwsteen van een DNA of RNA molecuul
Disacharide
Peptide-binding
Nucleotide
Lactose
Enzym
1 / 44
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Maak de juiste combinaties door te slepen
Een verbinding tussen 2 aminozuren
eiwit opgebouwd uit aminozuren
Bouwsteen van een DNA of RNA molecuul
Disacharide
Peptide-binding
Nucleotide
Lactose
Enzym

Slide 1 - Sleepvraag

Een nucleotide is opgebouwd uit:
A
Fosfaat, lactose en een stikstofbase
B
Fosfaat, suiker en een stikstofbase
C
Fosfaat, ribose en een enzym
D
Aminozuur, suiker en een stikstofbase

Slide 2 - Quizvraag

De bouwsteen van een eiwit is een........

Slide 3 - Open vraag

Maak de juiste combinaties door te slepen
Fructose
Maltose
Zetmeel
Poly-
sacharide
Disacharide
Mono-
sacharide

Slide 4 - Sleepvraag

Maak de juiste combinaties door te slepen
  • Energiebron
  • Opslag reservevoedsel
  • Bescherming organisme
  • Stevigheid
  • Zit in de kern 
  • Bevat erfelijke informatie
  • Versnellen reacties
  • Vervoer van stoffen
  • Bescherming tegen ziekte
Eiwitten
Koolhydraten
Nucleinezuren

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Vetten

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Tekstslide

H5.5 Algemeen: Lipiden (vetten)
Functie van vetten:
  • Opslag met energie (zaden en onderhuidsbindweefsel)
  • Steunmateriaal
  • Warmte-isolatiemateriaal
  • Isolator bij zenuwen
  • Als oplosmiddel voor ‘vetoplosbare’ vitaminen (A,D,E en K)

Eigenschappen van vetten
  • Zijn niet of slecht in water oplosbaar
  • Er zijn verzadigde en onverzadigde vetten
  • Vetten kunnen hard, zacht en vloeibaar zijn. Afhankelijk van temperatuur.

Slide 9 - Tekstslide

3 soorten vetten
Triglyceriden
Fosfolipiden
Steroiden

Slide 10 - Tekstslide

H5.5.1 Triglyceriden
Vraag: 
Welk type reactie zie je? 
= condensatiereactie. 
     Er komt water vrij

Slide 11 - Tekstslide

Vetzuur
Vorming van Triglyceriden

Slide 12 - Tekstslide

Schematische weergave van een triglyceride
Glycerol
Vetzuur staart
Hydrofiel
Hydrofoob

Slide 13 - Tekstslide

Verzadigde, onverzadigde en omega 3 vetzuren

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk: 
Hfst 5: 34 t/m 37 en 39 

Slide 15 - Tekstslide

H5.5.2 Triglyceriden vs fosfolipden
1 vetzuur staart vervangen door PO43- (fosfaat)

Slide 16 - Tekstslide

  • Hydrofiele kop= fosfaat + glycerol
  • Hydrofobe staart = vetzuur

Slide 17 - Tekstslide

In water keren de staarten naar elkaar toe
Celmembraan

Slide 18 - Tekstslide

samenvatting bouw vetten
  • Triglyceride
  • Glycerol + 3 vetzuren
  • Hydrofiele kop + hydrofobe staart
  • Fosfolipide
  • Glycerol + 2 vetzuren + fosfaat
  • Hydrofiele kop + hydrofobe staart
  • Bouwstenen celmembraan

Slide 19 - Tekstslide

Begrippen
  • Carboxylgroep
  • Hydroxylgroep
  • Vetzuur
  • Hydrofiel
  • Hydrofoob
  • Esterbinding: 
  • Condensatiereactie
  • Steroiden

Slide 20 - Tekstslide

Maak opdracht 'De cel'.

De opdracht is te vinden in cum laude.
In het mapje 'Biologie theorie'. 

Tip: 
Maak gebruik van hoofdstuk 2. 5 van je boek 

Slide 21 - Tekstslide

Uitwerking ; opdracht de cel

Slide 22 - Tekstslide

Practicum 2B: DNA isolatie uit kiwi
Stap 1: Lysis van de cellen m.b.v. detergens (zeep)
Cel inhoud komt vrij

Slide 23 - Tekstslide

Stap 2: Het zout slaat de celfragmenten en eiwitten neer
Stap 3: Filtreren scheiding DNA van celfragmenten en  eiwitten


 
Stap 4: Neerslaan van DNA met ethanol (alcohol)


 

Slide 24 - Tekstslide

I: Een triglyceride bestaat uit een hydrofiele kop en 2 vetzuur staarten
II: Een fosfolipide bestaat uit glycerol, fosfaat en 3 vetzuur staarten
A
I en II zijn juist
B
I is juist
C
I en II zijn onjuist
D
II is juist

Slide 25 - Quizvraag

I: Detergens breekt de fosfolipidelaag af
II: Zout slaat eiwitten en celfragmenten neer
A
I en II zijn juist
B
II is juist
C
I is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 26 - Quizvraag

H4 Transport in cellen
  • De celmembraan bestaat uit: Fosfolipiden
  • De celmembraan vormt een barriere tussen celinhoud en zijn omgeving
  • Celmembranen zijn selectief doorlaatbaar (permeabel)

  • Geeft enige stevigheid aan de cel
  • Beschermt de cel
eigenschappen/ functie van de celmembraan (plasmamembraan)

Slide 27 - Tekstslide

Opbouw celmembraan
2 lagen fosfolipden

Slide 28 - Tekstslide

De celmembraan bevat naast lipiden ook eiwitten en koolhydraten
Koolhydraat
eiwit
Koolhydraat aan eiwit

Slide 29 - Tekstslide

De binding van suikers met eiwitten en lipiden van de celmembraan heet glycocalix (fig 4.2 boek)

Slide 30 - Tekstslide

Begrippen/ samenvatting tips
  • plasmamembraan
  • Functie van celmembraan
  • Glycocalix
  • Vloeibaar mozaikmodel
  • Barriere
  • Selectief permeabel

Slide 31 - Tekstslide

Maak opdracht 1 t/m 7 uit Biologie voor het MLO blz 73

Slide 32 - Tekstslide

H4.3 Transport van kleine moleculen
  • De cel moet moleculen kunnen opnemen en afvalstoffen kwijt kunnen raken. (transport)
  • Deze moleculen kunnen zich alleen verplaatsen door de celmembraan. 
  • 3 vormen/ mechanismen van transport.

Slide 33 - Tekstslide

3 vormen/ mechanismen van transport.
  • Diffusie    (kost geen energie = passief transport
  • Osmose   (= passief transport)
  • actief transport  (kost energie)

Slide 34 - Tekstslide

4.3.1 Diffusie
  • Lees H4.3.1.
  • Bekijk het filmpje op de volgende pagina
  • Maak de vragen na het lezen en bekijken van het filmpje

Slide 35 - Tekstslide

0

Slide 36 - Video

Vragen diffusie
  • Hoe wordt het type energie genoemd die zorgt voor de bewegingen van de moleculen? 
  • Diffusie verloopt het snelst in gassen. Leg uit.
  • In het filmpje worden 3 factoren genoemd die invloed hebben op de diffusiesnelheid. Welke? 
  • In het boek worden nog 2 factoren genoemd. Welke? 
  • Geef de definitie van het begrip diffusie

Slide 37 - Tekstslide

Diffusie door de celmembraan
  • Moleculen die een membraan passeren moeten aan 2 voorwaarden voldoen.
  • 1: De concentratie aan de ene kant van membraan is groter dan aan de andere kant.
  • 2: Het molecuul is zo klein dat deze tussen de membraanmoleculen (lipiden) door kan. 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Maak vraag 8 t/m 12 :
Boek: 'Biologie voor het MLO'. blz 76

Slide 40 - Tekstslide

H4.3.2 Osmose
  • Lees paragraaf 4.3.2 Osmose 
  • Sla over: tekst osmometer. 
  • Bekijk de video op de volgende slide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Omschrijf de volgende begrippen
  • Osmose
  • Hypertonisch
  • Hypotonisch
  • Isotonisch
  • Turgor
  • Plasmolyse
  • Grensplasmolyse
  • Lysis
  • Hemolyse

Slide 43 - Tekstslide

Maak opdracht 14 en 19 uit biologie voor het MLO blz 82

Slide 44 - Tekstslide