Becokenner van het jaar VWO5

Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Het verschil tussen een NV en een BV is
A
dat de eigenaar bij een nv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
C
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
D
dat de eigenaar bij een bv met zijn privévermogen verantwoordelijk is voor schulden

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de ...?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou ik verdienen als startende leraar?
A
2915
B
2356
C
1459
D
2739

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verschil tussen een stichting en een bv?
A
Een stichting heeft geen doel, een bv wel.
B
Het doel van een bv is meestal (maximale) winst, het doel van een stichting is niet-commercieel.
C
Een bv is geen rechtspersoon, een stichting is dat wel.
D
Een stichting is geen rechtspersoon, een bv is dat wel.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij liever 2% rente s.i. per kwartaal of 8% s.i. per jaar
A
2% per kwartaal
B
maakt me niet uit
C
8% per jaar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is goed of fout?
I. Aandelen en obligaties zijn eigendomsbewijzen: dit betekent dat de bezitter ervan voor een deel(tje) eigenaar is van de NV.
II. De waarde die op een obligatie gedrukt staat noemen we de nominale waarde.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De commerciële kostprijs is € 240,-
De winstopslag is 40% van de kostprijs.
Wat is de verkoopprijs?
A
€ 96,-
B
€ 140,-
C
€ 336,-
D
€ 400,-

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun het het EV
op de eindbalans uitrekenen?
A
EV begin +/- bezittingen +/- schulden
B
EV begin +/- bezittingen +/- resultaat
C
EV begin +/_ prive +/- resultaat
D
EV begin +/- schulden +/- prive

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een resultatenrekening of winst & verliesrekening geeft inzicht in:
A
Ontvangsten en uitgaven
B
Opbrengsten en kosten
C
Bezittingen en vermogen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5.5.4
Waardoor verbetert de liquiditeit?
A
De betalingstermijn van debiteuren wordt korter
B
De betalingstermijn van crediteuren wordt korter

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijf X betaalt op 1 januari de huur van €12.000 per jaar voor een jaar vooruit. Op 1 april staat er op de balans
A
nog te betalen huur: €9.000
B
nog te ontvangen huur: €9.000
C
vooruitbetaalde huur: €12.000
D
Vooruitbetaalde huur: €9.000

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te verkopen tegen een vooraf afgesproken prijs.
A
De bewering is juist
B
De bewering is onjuist

Slide 12 - Quizvraag

De koper van een call optie heeft het recht om in de toekomst aandelen te KOPEN tegen een vooraf afgesproken prijs.
Welke begrippen horen bij de marketingmix
A
product, plaats, prijs,personeel
B
effectuation, causation
C
product, plaats, prijs, promotie
D
affordable loss, crazy quilt, pilot in the plane

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou geen goede reden zijn om van een Rekening-Courantkrediet gebruik te maken
A
als je weinig EV hebt en geen keuze tot ander leningen
B
andere lening terug te betalen
C
om als bedrijf seizoens-pieken te overbruggen dus voor korte termijn
D
anticipatiekrediet voor bedrijven die willen groeien als ze in de toekomst aandelen uitgeven

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas goederen gekocht voor € 1.400.
A
Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
B
Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
C
Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
D
Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de coronacrisis is de liquiditeit van restaurants, sportscholen en kledingzaken verbeterd.
A
juist
B
onjuist
C
daar kun je nog nog niets over zeggen
D
dit is alleen bij de kledingzaken het geval

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijf X betaalt de huur van €12.000 per jaar op 31 december achteraf. Op de winst en verliesrekening van het laatste kwartaal staat:
A
Huurkosten: €3.000
B
huurkosten: €12.000
C
huuruitgaven: €12.000
D
achteraf betaalde huur:€12.000

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vaste activa bestaat onder andere uit:
A
Gebouw en Inventaris
B
Gebouw en Hypothecaire lening
C
Inventaris en Debiteuren
D
Voorraad goederen en Debiteuren

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN kostprijsverhogende belasting?
A
Motorrijtuigenbelasting
B
Belasting toegevoegde waarde (btw)
C
Milieuheffing
D
Invoerrechten

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op ...
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je betaalt het telefoonabonnement vooruit.
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke balansmutaties vinden er plaats?
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor € 14.200. De inkoopwaarde is € 9.400.
A
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
B
Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
C
Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
D
Debiteuren -14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontvangsten zijn geen opbrengsten?
A
Debiteuren die betalen
B
Contante verkopen
C
Verkopen op rekening
D
Ontvangen huurbetalingen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In navolging van Ryanair biedt ook Atlas Blue zogenaamde kale vliegreizen zonder voedsel en gratis drank aan. Op welk instrument van de marketingmix heeft deze beslissing betrekking?
A
prijs
B
product
C
plaats
D
promotie

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je betaalt een crediteur
A
Kosten
B
Uitgaven
C
Kosten en uitgaven

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies