Herhaling LV - MV - BWB

Het werkwoord bepaalt
  • Een werkwoord omschrijft een handeling: wat iemand doet of wat er gebeurt
  • Een werkwoord heeft altijd een onderwerp (iemand die iets doet) nodig


Een zelfstandig werkwoord is de "regisseur" van een zin en deelt de "rollen" uit

rol : Onderwerp - deze deelt het werkwoord altijd uit

rol:  Lijdend voorwerp - wie of wat?

rol: Meewerkend voorwerp - aan wie of voor wie?


Bijwoordelijke bepaling - geeft antwoord op vragen als hoe? waar? wanneer? waarom? waarheen? etc.


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het werkwoord bepaalt
  • Een werkwoord omschrijft een handeling: wat iemand doet of wat er gebeurt
  • Een werkwoord heeft altijd een onderwerp (iemand die iets doet) nodig


Een zelfstandig werkwoord is de "regisseur" van een zin en deelt de "rollen" uit

rol : Onderwerp - deze deelt het werkwoord altijd uit

rol:  Lijdend voorwerp - wie of wat?

rol: Meewerkend voorwerp - aan wie of voor wie?


Bijwoordelijke bepaling - geeft antwoord op vragen als hoe? waar? wanneer? waarom? waarheen? etc.


Slide 1 - Tekstslide

VOORBEELD

FIETSEN

Iemand fietst

De jongen fietst


ETEN

Iemand eet iets

Het meisje eet een ijsje






Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Foto-spel

- Bekijk de foto

- Verzin een zin aan de hand van de foto

- Benoem de zinsdelen

- Kan je ook een bijwoordelijke bepaling erbij verzinnen?



Slide 4 - Tekstslide

President Trump loopt op het gras.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Samenvatting
    Het zelfstandig werkwoord is de "regisseur" van een zin en deelt de "rollen" uit

rol : Onderwerp - deze deelt het werkwoord altijd uit

rol:  Lijdend voorwerp - wie of wat? Let op : geen voorzetsel!

rol: Meewerkend voorwerp - aan wie of voor wie? Let op: je kan aan of voor weglaten!


Bijwoordelijke bepaling - hoe? waar? wanneer? waarom? etc. 

Maar ook: niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk, waarschijnlijk


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide