Pallas 21 - Herhaling conjunctivus en α-werkwoorden

Even herhalen: plaats de vormen bij de juiste modus
indicativus
conjunctivus
λυετε
λυητε
σπευσῃς
ἦν
ἀναγιγνωσκει
ποιῶνται
ποιουσι
ποιειτε
1 / 17
volgende
Slide 1: Sleepvraag
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Even herhalen: plaats de vormen bij de juiste modus
indicativus
conjunctivus
λυετε
λυητε
σπευσῃς
ἦν
ἀναγιγνωσκει
ποιῶνται
ποιουσι
ποιειτε

Slide 1 - Sleepvraag

coniunctivus



Onthoud:
de vorm heeft géén augment 
er vindt verlenging in/vóór de persoonsuitgang plaats

Slide 2 - Tekstslide

Welke drie betekenissen kan een conjunctivus in de hoofdzin hebben?

Slide 3 - Open vraag

coniunctivus
Hoofdzin
  • aansporing (laten we)
  • verbod (negatieve aansporing) + μη (doe niet!)
  • twijfel (wat moet ik doen?)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een conjunctivus in de bijzin met ἀν of zonder ἀν?

Slide 5 - Open vraag

coniunctivus
bijzin met ἀν :
  • futuralis (toekomst)  - in de hoofdzin vaak een fut ("zullen")
  • generalis/iterativus (algemeen/herhaald feit)
bijzin zonder ἀν :
  • doel (+ ἱνα, ὁπως, ὡς) ("opdat"/ "om te")
  • na ww. van vrees (φοβεομαι μη) ("dat")

Slide 6 - Tekstslide

Μὴ τοῦτο ποιήσῃς.
A
aansporing
B
verbod
C
twijfel
D
doel

Slide 7 - Quizvraag

Πότερον τὸν οἶνον πίνωμεν ἢ τὸ ὕδωρ;
A
futuralis
B
verbod
C
twijfel
D
na ww van vrezen

Slide 8 - Quizvraag

ἵνα τόδε σχῆτε
A
aansporing
B
verbod
C
twijfel
D
doel

Slide 9 - Quizvraag

φοβουμαι μὴ τοῦτο ἕλητε
A
futuralis
B
verbod
C
twijfel
D
na ww van vrezen

Slide 10 - Quizvraag

μελλω φοβεισθαι ἐὰν τάδε γίγνηται.
A
futuralis
B
generalis/iterativus
C
doel
D
na ww van vrezen

Slide 11 - Quizvraag

Verba contracta (ε-werkwoorden & α-werkwoorden)
Bij werkwoorden die een stam hebben op een α of een ε, zoals νικα|ω of 
ποιε|ω, vindt er een 'chemische reactie plaats'

Je hebt de volgende 'rekensommetjes'
ε + ε = ει                                       α + ο = ω
ε + ο = ου                                     α + ω = ω
                                                        α + ε = α
                                                        α + ει = ᾳ
                                                        α + ου = ω
                                                        

Tip
Vaak (maar niet altijd) herken je dat er iets is samengetrokken aan het kronkeltje boven de laatste Griekse klinker (ποιῶ)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Welke persoon + tijd + persoon is ἐνικων?
A
3 mv impf
B
2 ev praes
C
1 ev praes
D
3 ev impf

Slide 14 - Quizvraag

Welke vorm is νικατε niet?
A
2 mv pr ind act
B
2 mv imp act
C
2 mv pr con act
D
2 mv imp ind act

Slide 15 - Quizvraag

Welke persoon + tijd + persoon is νικωσι(ν)?
A
3 ev pr ind act
B
3 mv pr conj act
C
3 mv impf ind act
D
ptc pr dat mv mnl

Slide 16 - Quizvraag

Welke persoon + tijd + persoon is ἐνικω?
A
1 ev pr ind act
B
3 mv impf ind act
C
2 ev impf ind med
D
imp ev med

Slide 17 - Quizvraag