hoofdstuk 6

hoofdstuk 6
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik hoofdstuk 5
Interest
Enkelvoudig/Samengesteld
Eindwaarde/contante waarde
som formule
nominale/effectieve interest

Slide 2 - Tekstslide

Formules
Eindewaarde: (vooruit)
En = K x (1+i )ⁿ

Contante waarde: (achteruit)
Cn = E x (1+i )‾ⁿ



Slide 3 - Tekstslide

Formules 

Slide 4 - Tekstslide

Handel in effecten
Aandelen
Obligaties en beleggingsfondsen

Slide 5 - Tekstslide

Geld met geld verdienen
Sparen

Aandelen
Obligaties
Beleggingsfondsen

Slide 6 - Tekstslide

Effectenbeurs

Slide 7 - Tekstslide

Effecten
  • verhandelbare waardepapieren
  • aandelen, obligaties, opties en aandelenparticipaties in  beleggingsfondsen

Slide 8 - Tekstslide

Aandeelhouder = Eigenaar
Aandeel op naam
     - Stemrechtloze aandelen

Aandeel aan toonder
    - Certificaten van aandelen

Slide 9 - Tekstslide

Nominale waarde aandeel

= bedrag dat op aandeel staat
Koerswaarde aandeel

= bedrag dat je voor het aandeel moet betalen als je het wilt kopen. 

Slide 10 - Tekstslide

Emissie van aandelen
  • Emissie = plaatsing van nieuwe aandelen 
  • Emissiekoers = prijs aandeel bepaald door bedrijf
  • Mogelijke redenen voor emissie:
    Uitbreiding/ overname ander bedrijf/ herfinanciering/ versterking eigen vermogen/ vergroten naamsbekendheid

Slide 11 - Tekstslide

Aandelen kopen
  • Provisie > bemiddelingskosten van de bank voor belegger
  • Limietorder > maximale koopprijs; minimale verkoopprijs
  • Market order > kopen zonder limiet
  • Stop Loss order> kopen/verkopen bij bepaalde prijs

Slide 12 - Tekstslide

Beleggen in aandelen
  • Meer risico dan op spaarrekening zetten
Opbrengst aandelen: 
  • Koerswinst of verlies (aankoopkoers - verkoopkoers)
  • Dividend:
    - Uitkering voor aandeelhouders bij winst
    - is percentage (bijvoorbeeld 5%) over nominale waarde 
    - dividendbelasting van 15% in te houden door BV/NV

Slide 13 - Tekstslide

Hoe kan je aan aandelen verdienen?
* Dividend (winstuitkering voor aandeelhouders)
* Koerswinst (kan ook verlies zijn!)

Dividendrendement:   Dividend      x 100%
                                     Beurskoers(of aankoopkoers of nominale waarde)
Koersrendement:       Verkoopprijs - inkoopprijs    x 100%
                                            inkoopprijs
Aandelenrendement: beide optellen

Slide 14 - Tekstslide

Koersverloop Tesla (2016-heden)
Wat bepaalt de koers van een aandeel? 
  • Bedrijfsnieuws
  • Beursklimaat 
  • Marktrente 
  • Marktsentiment (economische en politieke ontwikkelingen)

Slide 15 - Tekstslide

AEX-index

Slide 16 - Tekstslide

Obligaties
Obligatielening = grote geldlening op lange termijn die verdeeld is in kleine stukken

Obligatie = bewijs van deelname in obligatielening
- Interest ontvangsten
- Aflossing van lening

Slide 17 - Tekstslide

De beurskoers van een obligatie
Is uitgedrukt in een percentage van de nominale waarde. 

Voorbeeld: nominale waarde van een obligatie is € 250. Op de beurs is de obligatie te koop voor € 265. 

De beurskoers is 265/250 x 100% = 106%

Slide 18 - Tekstslide

Obligatie opbrengst
Couponrendement = (rente / aankoopprijs) x 100%

Koersrendement
=
(verkoopprijs obligatie - aankoopprijs obligatie)   x 100%
                           aankoopprijs  


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Converteerbare obligatielening
De obligatiehouder kan zijn obligaties, vaak met een bijbetaling, omruilen tegen aandelen. 

Conversieprijs = obligatie + bijbetaling

Zowel de uitgever als de obligatiehouder kunnen dit bepalen (afhankelijk van de gemaakte afspraken). 


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Risicospreiding 
  • spreiding over aandelen en obligaties 
  • spreiding over verschillende bedrijven (aandelen/ obligaties) 
  • spreiding over verschillende  overheden (obligaties) 

Of beleggen via beleggingsfondsen (let op kunnen verschillende doelen hebben) 

Slide 23 - Tekstslide

Beleggingsfondsen
Je kunt ook beleggen in een beleggingsfonds. 

Zo'n fonds verzamelt de inleg van een groot aantal beleggers en belegt die gelden in aandelen, obligaties en of andere waarden.
Spreiding is groot, risico's kunnen worden opgevangen. 

Hiervoor vraagt het beleggingsfonds wel transactiekosten en kosten voor beheer/administratie. Zo'n 1,75% van de inleg; dat ten koste gaat van rendement. 

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een optie?
Een optie is een afgeleid product (derivaat) en geeft het recht om een bepaald product tegen een vooraf vastgestelde prijs en tijdstip te kopen of te verkopen. 

De waarde van een optie is voornamelijk gebaseerd op de koers van de onderliggende waarde, de looptijd van het optiecontract, de stijl en de volatiliteit.

Slide 25 - Tekstslide

Soorten opties
.



  • De koper betaalt een premie aan de schrijver van de optie als vergoeding.  
  • Opties op aandelen gaan per 100 aandelen, de vermelde koers is per aandeel 

Slide 26 - Tekstslide

Twee stijlen 
Hogere marktprijs

Slide 27 - Tekstslide

Voordelen opties
Voordelen beleggen in opties t.o.v. aandelen: 
  • kleiner bedrag nodig 
  • hoger rendement mogelijk, maximale verlies in bedrag  kleiner.

Rendement = winst/inleg x 100%

Slide 28 - Tekstslide

Verhouding beurskoers en uitoefenprijs

Slide 29 - Tekstslide

Verhouding beurskoers en uitoefenprijs
  • Waarde optie = intrinsieke waarde + verwachtingswaarde 
  • Alleen een optie "in the money" heeft een intrinsieke waarde

Voorbeeld: actuele koers Shell is € 26. Een calloptie Shell DEC23 met een uitoefenprijs € 21 kost € 7. 

Intrinsieke waarde = €26 - €21 = €5
Verwachtingswaarde = €7 - €5 = €2

Slide 30 - Tekstslide

Winst bij putoptie (verkopen)                Winst bij call optie (kopen)                          prijs 2,50 en uitoefenprijs 15 euro

Slide 31 - Tekstslide

Samen maken
e6.1

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Uitleg praktische opdracht
24 september 12.30 uur D3.10
24 september 14.00 uur D3.10
27 september 9.00 uur D3.11
27 september 10.30 uur D3.11
27 september 14.00 uur D3.11

Slide 34 - Tekstslide

Maken in de les
z6.1/z6.2/z6.3/z6.4/e6.2/e6.3/z6.4

Slide 35 - Tekstslide