4.5 t/m 4.8 decimale rekenstelsel en boeken financiële feiten

4.5 t/m 4.8 decimale rekenstelsel en boeken financiële feiten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfsadministratieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

4.5 t/m 4.8 decimale rekenstelsel en boeken financiële feiten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

financiële feiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

financiële feiten
code:
IF
VF
KS
BS
IB

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

decimale rekeningstelsel

Slide 5 - Tekstslide

balans op het bord
veranderingen in de balans
betaling per kas
contante inkoop
inkoop op rekening*
betaling aan een crediteur
contante verkoop
verkoop op rekening
betaling van een debiteur
betaling van kosten per kas

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

grootboekrekeningen

Slide 7 - Tekstslide

op 3 januari ingekocht (KS01) en ontvangen: voorraad goederen voor 350,-

Slide 8 - Tekstslide

inkoopfactuur ontvangen. Goederen gekocht voor €550,- Goederen opgeslagen in het magazijn.
Boekingsregels

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

grootboekrekeningen
Je verwerkt nu ieder financieel feit op een grootboekrekening in plaats van iedere keer een nieuwe balans te maken:

Dit heef scontrovorm

Slide 10 - Tekstslide

Voor elke rekening van bezit, schuld of eigen vermogen maak je een aparte grootboekrekening.
gewijzigde scontrovorm

Slide 11 - Tekstslide

op het bord:
datum stuknr omschrijving debet credit
1-1                         van balans    30.000
3-1         kas          aankoop             350

Stappenplan
Stappenplan boekingen
Het ‘stappenplan boekingen’ bestaat uit zes stappen (vragen).

  1. Welke rekeningen veranderen?
  2. Wat voor soort rekening is het:
    rekening van bezit?
    rekening van schuld?
    rekening eigen vermogen?
  3. Wordt het bezit, de schuld of het eigen vermogen groter (+) of kleiner (–)?
  4. Moeten de rekeningen worden gedebiteerd of gecrediteerd?
  5. Met welk bedrag verandert elke rekening?
  6. Controleer of er evenwicht is: totaal debetkolom = totaal creditkolom.









Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken

opdracht 4.03 en 4.04 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maken
opdracht H pag 89
en
4.05 pag 90

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies