4. 13 sept: Taalgebruik (2): tekstdoelen

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
  • laptop
  • map
  • pen
Welkom vwo 3
timer
10:00
  • Jas uit en over je stoel. 
  • Tas van tafel.
  • Oortjes en telefoon in je tas. 
Starten met 10 minuten NUMO

Inlog vergeten?
gebruikersnaam: leerlingnummer: 123456
wachtwoord: j123456

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag vrijdag 13 september: 
  • Numo: al gedaan
  • Huiswerk nakijken 
  • Mededeling lesstof
  • Oefenen Taalverzorging
  • Start maken nieuwe les

Slide 2 - Tekstslide

vwo
Vraag 6
a. De sofisten waren mensen die rondtrokken als docent en tegen betaling les gaven in goed spreken.
b. Zij zijn belangrijk genoeg, omdat ze de basis hebben gelegd voor de handboeken in de retorica die door de Grieken en later door de Romeinen zijn uitgewerkt.
c. Doordat de sofisten geen goede reputatie hadden, hadden mensen bij voorbaat al minder vertrouwen in wat ze te zeggen hadden. Dat is waar ethos over gaat: over hoe betrouwbaar iemand je vindt.

Slide 3 - Tekstslide

Vwo 3
Vraag 7
  • a. Een redenering die logisch geldig is, is een redenering waarbij de conclusie logisch volgt uit het argument/de argumenten.

Slide 4 - Tekstslide

Vwo
Vraag 7
  • b. De redenering is niet logisch geldig, omdat uit ARGUMENT 1 niet automatisch volgt dat het alleen maar in de winter kan vriezen. In de lente of de herfst kan het soms ook vriezen.

Slide 5 - Tekstslide

Vwo
Vraag 7
  • c. Een logisch geldig betoog is volgens Aristoteles niet hetzelfde als een goed betoog. Een betoog is pas goed als het logisch geldig is (logos), mensen de spreker betrouwbaar vinden (pathos) én de spreker zijn redenering op een mooie manier verwoordt (ethos).

Slide 6 - Tekstslide

Vwo
Planning periode 1 - vwo 3
Oefenboek: 
  • Hoofdstuk 1. Overtuigingskracht
  • Hoofdstuk 4. Framing
  • Lessenserie recensie
  • NIEUW: Taalverzorging deel A en C > vanaf pg. 128  

Handboek: 
  • Taal en cultuur: hoofdstuk 11, 14 
  • Taalgebruik: hoofdstuk 1 t/m 5 en hoofdstuk 7 

Verdiepende module over lezen + leesboek

Slide 7 - Tekstslide

vwo
Taalverzorging 
Deel A = meervoudsvorming en bijvoeglijk naamwoorden
Deel C = Samenstellingen

Deze oefenen we tijdens de periode. 
>>> log in op LessonUp

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van eekhoorn?
A
Eekhoorns
B
Eekhoornen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van hond?
A
honds
B
honden

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... want woorden
krijgen in het meervoud meestal -en of -s

Welke het is, dat moet je leren...

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van perzik?
A
Perziks
B
Perzikken
C
Perziken

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van model?
A
Models
B
Modellen
C
Modelen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... want woorden
die eindigen op -ik, -es, -el, -is en -it, verdubbelt de medeklinker alleen als daar de klemtoon op valt: 
pérzik - perziken
modél - modellen
Let op: model is een Engels woord, maar wordt vervoegd volgens de Nederlandse regels. Models is daarom alleen in het Engels goed.  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van jury?
A
Juries
B
Jurys
C
Jury's

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van cranberry?
A
Cranberries
B
Cranberrys
C
Cranberry's

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... want woorden
Die eindigen op -a, -i, -o, -u of 'y krijgen -'s
(apostrof s) als meervoud

Let op: cranberry en jury zijn Engelse woord die geleend zijn naar het Nederlands. Daarom worden ze op de Nederlandse manier vervoegd. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meervoudsvorm van melodie en bacterie
A
Melodieën, bacterieën
B
Melodiën, bacteriën
C
Melodieën, bacteriën
D
Melodiën, bacterieën

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... want woorden
die eindigen op -ie 
krijgen een extra -e als klemtoon op laatste lettergreep valt (melodié)
krijgen GEEN extra -e als klemtoon op andere lettergreep valt (bactérie) 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is correct?
A
Een geslaagd feest
B
Een geslaagde feest
C
Een geslagen feest

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is correct?
A
Braaf- brafer-braafst
B
los-losser-losserst
C
logisch-logischer-logischt
D
chic-chiquer-chicst

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuwe lesstof
Les 2 (handboek): tekstdoelen
De lessen in het handboek die we behandelen zijn les 1-5 + 7, deze komen terug in het oefenboek in les 1b en 1c. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen 
Een schrijver, journalist of webdesiger bedenkt vooraf wat hij of zij wil bereiken met zijn tekst.
 
Hij of zij bedenkt waarom die tekst geschreven wordt. 

Dat noem je een tekstdoel. 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

..Maar als jij het vervolgens leest is niet altijd 
duidelijk welk doel deze schrijver had. 

Daarom is het goed te weten welke doelen er zijn, 
zodat je ze  zou kunnen herkennen. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Tekstdoel informeren
  • De schrijver wil dat de lezer iets 'leert' van zijn tekst. De tekst is objectief, vooral veel feitelijke informatie.

Voorbeeld: 
  • lesboeken, nieuwsartikelen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Tekstdoel instructie geven / instrueren
  • De schrijver wil je uitleggen hoe je iets moet doen.

Voorbeeld: 
  • recepten, handleiding IKEA-kast

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Tekstdoel overtuigen
  • De mening van de schrijver staat centraal. De schrijver probeert je met zijn argumenten te overtuigen van zijn mening. 

Voorbeeld: 
  • pleidooi, recensie, betoog, blog

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Tekstdoel activeren
  • De schrijver wil de lezer aanzetten om iets te gaan doen: kopen van een product, stemmen op een partij.

Voorbeeld: 
  • reclameteksten, verkiezingsposter

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Tekstdoel amuseren
  • De schrijver wil de lezer vermaken. De tekst kan verzonnen zijn of gaan over iets wat de schrijver heeft meegemaakt. 

Voorbeeld: 
  • gedicht, strip, blog

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6 Tekstdoel beschouwen
  • De schrijver wil dat de lezer zelf een mening vormt over een bepaald onderwerp. De schrijver geeft daarom informatie van verschillende kanten. 

Voorbeeld: 
  • sommige krantenartikelen, artikelen met achtergrondinformatie

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open je laptop.
Verder opdrachten maken in LessonUp

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn verschillende doelen die een schrijver aan een tekst geeft?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

tekstdoelen 

  • Informeren
  • Instructie geven
  • Overtuigen
  • Activeren
  • Amuseren
  • Beschouwen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen!
Kies het beste tekstdoel in de volgende vragen.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De aantekeningen die je maakt bij een practicum van scheikunde.
A
instrueren
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
De aantekeningen die je maakt bij een practicum van scheikunde.
Tekstdoel = informeren, want
  • Je maakt aantekeningen, zodat je die later kunt nalezen. Misschien wil je er later mee leren en dan moet je de informatie opschrijven die belangrijk is.    

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vlog over het dagelijks leven van een BN'er.
A
beschouwen
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Een vlog over het dagelijks leven van een BN'er. 
Tekstdoel = amuseren, want
  • De vlog gaat over het dagelijks leven van een persoon. Je bekijkt die vlog, omdat je geïnteresseerd bent in die persoon. Lezen over zijn/haar leven amuseert jou.  

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

#zwartepietendiscussie op Twitter
A
informeren
B
instrueren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
#zwartepietendiscussie op Twitter
Tekstdoel = overtuigen, want
  • Het medium is Twitter en daar worden veel meningen gegeven. Die meningen willen je overtuigen.  

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de huis-aan-huisfolder van Amnesty International
A
activeren
B
beschouwen
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
de huis-aan-huisfolder van Amnesty International
Tekstdoel = activeren, want
  • Een huis-aan-huisfolder wordt gemaakt om nieuwe mensen lid te laten worden bij Amnesty. Het doel is daarom dat mensen lid worden en dat hoort bij 'activeren'.   

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een brochure van de overheid over de voor- en nadelen van zonnepanelen
A
instrueren
B
beschouwen
C
activeren
D
overtuigen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Een brochure van de overheid over de voor- en nadelen van zonnepanelen
Tekstdoel = beschouwen, want
  • Er worden zowel voor- als nadelen gegeven. Het is de bedoeling dat je zelf een mening vormt over het onderwerp zonnepanelen.  

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een boek met doe-het-zelf-klusjes.
A
activeren
B
beschouwen
C
instrueren
D
overtuigen

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Een boek met doe-het-zelf-klusjes.
Tekstdoel = instrueren, want
  • Met doe-het-zelf-klusjes leer je vermoedelijk hoe je iets zelf moet doen met aanwijzingen. 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
Amuseren
Activeren
Overtuigen
je vermaken
Proberen iemand iets te laten doen of juist niet

Slide 47 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies