Unit 2 - Four Corners: Arizona, Utah, New Mexico and Colorado - Lesson 4+5

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Reading

Slide 2 - Tekstslide

- Ik kan de hoofdlijn van een korte tekst begrijpen
- Ik leer woorden over: ‘War’ (38)
- Ik snap wat voegwoorden zijn, kan deze benoemen en kan ze toepassen in een zin
- Ik kan de meervoudsvormen benoemen en toepassen in een zin

Controleer of je de inhoud van § 2.4 voldoende beheerst





Slide 3 - Tekstslide

Heb jij je huiswerk gemaakt?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Huiswerk wel gemaakt? Hoe ging het? Was het moeilijk/makkelijk?

Huiswerk niet gemaakt? Waarom niet?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Name (at least) three things, you saw in the CBBC News:

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is 'verkennend lezen?'

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat is 'zoekend lezen?'

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

TV Guide
i
i
i
9

Slide 14 - Tekstslide

Vietnam War: Draft Lottery
10

Slide 15 - Tekstslide

2.4: 9, 10, 11, 12

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

- Ik snap wat voegwoorden zijn, kan deze benoemen en kan ze toepassen in een zin


- Ik kan de meervoudsvormen benoemen en toepassen in een zin

Slide 19 - Tekstslide

Wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 20 - Open vraag

Ik heb mijn huiswerk gemaakt
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Ik heb mijn huiswerk gemaakt:
Heb je hier nog vragen over?
Heb je het niet gemaakt:
Waarom niet?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:

What (dish) shall we cook ?
A
dishs
B
dishes

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste vorm :
Maybe you can use some fresh
(strawberry).
A
strawberrys
B
strawberries

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
You could also paint small (elf) on the cake
A
elfs
B
elves

Slide 26 - Quizvraag

child - children
 fish - fish
mouse - mice
 person - people
 sheep - sheep
  

2

Slide 27 - Tekstslide

Welk voegwoord is juist?

You can report for duty ........ you can flee to Mexico.
A
after
B
before
C
or

Slide 28 - Quizvraag

Welk voegwoord is juist?

The US government used a draft lottery ............ they needed more soldiers.
A
because
B
but
C
until

Slide 29 - Quizvraag

Voegwoorden

Slide 30 - Tekstslide

Conjunctions / Voegwoorden

Slide 31 - Tekstslide

Coördinerende voegwoorden

Slide 32 - Tekstslide

Conjunctions / Voegwoorden

Slide 33 - Tekstslide

after 
na; nadat
and
en
because
omdat; doordat
before
voor; voordat
but
maar
or
of
so
dus
until
totdat

Slide 34 - Tekstslide

Welk voegwoord is juist?

They got married ..... the war had ended.
A
after
B
until
C
or

Slide 35 - Quizvraag

Welk voegwoord is juist?

In the army, he made a lot of enemies, .................. he also made friends for life.
A
after
B
but
C
or

Slide 36 - Quizvraag

2.4: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,  
Test Yourself 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag gedaan?

Slide 39 - Open vraag

Vragen?

Slide 40 - Open vraag