H1.3 § 3.1 Wat zijn de kosten? (kosten/BWM/KP)

§ 3.1 Wat zijn de kosten?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§ 3.1 Wat zijn de kosten?

Slide 1 - Tekstslide

Zet de juiste afbeelding bij het Btw-tarief
9%
21%
0%

Slide 2 - Sleepvraag

Een muziekwinkel verkoopt gitaren. De verkoopprijs van een gitaar is € 289, de inkoopprijs is € 169.

Bereken de brutowinstopslag in procenten van de inkoopprijs.

Slide 3 - Open vraag

§ 3.1 Wat zijn de kosten?

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
In deze les leer je:
  • Je kunt de productiefactoren noemen waarmee bedrijven waarde toevoegen en de beloning die erbij hoort.
  • Je kent de kenmerken van vaste en variabele kosten en kunt daar berekeningen mee maken.
  • Je kunt de kostprijs per product berekenen.
  • Je kunt de verkoop- en consumentenprijs berekenen en terugrekenen naar de prijs exclusief btw.


Slide 5 - Tekstslide

Steeds meer waard
Toegevoegde waarde = extra waarde die ontstaat doordat een bedrijf een product bewerkt.

Om te produceren gebruik je productiefactoren.
Degene die een productiefactor levert, ontvangt daarvoor een beloning.


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Kano






Het totaal van de beloningen = de totale toegevoegde waarde.






Productiefactor
Beloning
Kapitaal
Huur voor gebouwen
Arbeid
Loon
Natuur
Pacht
Ondernemerschap
Winst

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Kosten bij produceren

Slide 10 - Tekstslide

Nieuwe productie middelen kopen
Investeren = geld besteden aan productiemiddelen, zoals kapitaalgoederen.

Afschrijving = jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen





Slide 11 - Tekstslide

Afschrijving berekenen

Slide 12 - Tekstslide

Mike heeft 8 jaar geleden een bus gekocht voor €12.000. De restwaarde is nu €4000. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 13 - Open vraag

Kosten van één product
Kostprijs per product = gemiddelde kosten voor het maken van één product.

Slide 14 - Tekstslide

Voor de productie van 2.750 banken had meubelfabriek Bon vorig jaar €959.750 vaste kosten en €1.295.250 variabele kosten. Bereken de kostprijs per bank.

Slide 15 - Open vraag

Consumentenprijs
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Brutowinstopslag (brutowinstmarge) bestaat uit kosten en winst voor de detaillist.

Consumentenprijs = verkoopprijs + 9% of 21% btw


Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld berekening consumentenprijs
Inkoopprijs tv is € 528, brutowinstopslag is 25%, btw is 21%

Slide 17 - Tekstslide

Een scooterhandel koopt een Vespa in voor €975. De brutowinst marge is 45%, de btw 21%. Bereken de consumentenprijs.

Slide 18 - Open vraag

Van consumentenprijs naar verkoopprijs
Met de consumentenprijs en het btw-tarief kun je terugrekenen naar de verkoopprijs.








Slide 19 - Tekstslide

De consumentenprijs van een fiets is
€ 1.269 inclusief 21%. Wat is de verkooprijs?

Slide 20 - Open vraag

De consumentenprijs van een brood is € 2,65 inclusief 9%. Wat is de verkoopprijs?

Slide 21 - Open vraag

Afsluiten

Slide 22 - Tekstslide