Ondernemen les 5

Ondernemingsplan
les 6
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Ondernemingsplan
les 6

Slide 1 - Tekstslide

Les doelen:
Aan het einde van de les:
Kun je  een ondernemingsvorm voor jouw bedrijf kiezen
Weet je waar je m.b.t. huisvesting rekening mee moet houden




Slide 2 - Tekstslide

Organisatieplan:
we bekijken nog eens het ondernemingsplan
en gaan door met het organistatieplan

Slide 3 - Tekstslide

Rechtsvorm

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Ondernemingsvormen
  • eenmanszaak
  • zelfstandige zonder personeel (zzp-er)
  • vennootschap onder firma (vof)
  • besloten vennootschap (bv)
  • naamloze vennootschap (nv)
  • stichting

Slide 6 - Tekstslide

Eenmanszaak
Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. 

De eigenaar kan wel
personeel in dienst hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Zzp-er
Iemand die werkt zelfstandig, heeft dus een eigen onderneming. 

Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

Slide 8 - Tekstslide

V.o.f.
Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
die samen de leiding hebben.

Slide 9 - Tekstslide

kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
Voor de eigenaren van een eenmanszaak en v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen
moet betalen.

Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.

Slide 10 - Tekstslide

BV en NV
Een bv (= besloten vennootschap) en een nv (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. De eigenaren zijn aandeelhouders.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Slide 11 - Tekstslide

Stichting
Een stichting is een instelling die opgericht is om een bepaald doel te verwezenlijken. Vaak ontvangen ze geld in de vorm van donaties of een subsidie. Winst mag niet gehouden worden, dit moet besteed worden t.b.v. het doel van de stichting.

Slide 12 - Tekstslide

Huisvesting
De huisvesting is afhankelijk van het bedrijfsidee. Een schrijver (zzp’er) kan zijn bedrijf starten vanaf de zolderkamer. Maar een tandarts moet een praktijk openen, een fietsenhandelaar een winkel en de eigenaar van een webshop in kinderkleding moet op zijn minst een magazijn hebben. Bij de huisvesting moet de ondernemer nadenken over een aantal keuzes.

Slide 13 - Tekstslide

Huisvesting
  • Wat voor huisvesting is nodig: kantoor, magazijn of winkel?
  • Is de plek goed bereikbaar voor klanten?
  • Hoe ziet de plek eruit?
  • Is de plek goed bereikbaar voor leveranciers?
  • Waar is het in de stad?
  • Wat zijn de kosten?
  • Ga je huren, kopen of laten bouwen?
  • Waar zitten de concurrenten?
  • Wat zijn de openingstijden?

Slide 14 - Tekstslide

Start met het organisatieplan
Verwerk 2.1: ondernemingsvorm
en
2.2: huisvesting 

in je ondernemingsplan
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Personeel
Ja of nee?

Slide 16 - Tekstslide

Waarom zou je personeel aannemen?

Slide 17 - Woordweb

Wat kost personeel?
Zoek het op in de CAO

Slide 18 - Tekstslide

Wet- en regelgeving
Waar moet ik rekening mee houden?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Ga verder met het organisatieplan
Verwerk 2.4: personeel
en
2.6: wet- en regelgeving 

in je ondernemingsplan
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide