In een serieschakeling zitten alle apparaten in één stroomkring.
Een serieschakeling werkt alleen als:
• alle apparaten aanstaan;
• alle apparaten heel zijn;
• de schakelaar gesloten is.
Een parallelschakeling heeft twee of meer stroomkringen.
In een parallelschakeling heeft elk apparaat een aparte stroomkring.
Apparaten in een parallelschakeling kun je apart aan- en uitzetten.
Met een schakelaar kun je:
• een stroomkring onderbreken (de schakelaar is open);
• een stroomkring sluiten (de schakelaar is gesloten).