Paragraaf 3 tijd

Paragraaf 3 tijd
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3 tijd

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de vakantie
Ik leert tijdsprongen herkennen in een verhaal
Tijd: chronologie
Nederlands
Cursus 3 paragraaf 3
eigen keuze: maak 2 opdrachten uit deze paragraaf
Hebben we alle doelen behaald?
Afmaken opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over 'tijd'
chronologisch
flashback - flashforward
tijdsprong - tijdvertraging
vertelde tijd - verteltijd.

Slide 3 - Tekstslide

flashforward:
De volgorde van een verhaal kan ook nog onderbroken worden door een flashforward. Dat is een vooruitblik. Een voorbeeld:
Hij keek nog een keer achterom, maar trapte toen stevig door en kwam gelukkig ruim voor de bel bij het fietsenhok aan. Opgelucht liep hij de school binnen.
Maar Wouter wist niet dat die beslissing bij het spoor hem nog duur zou komen te staan!
Volgorde
De volgorde van de gebeurtenissen is ook erg belangrijk.

Chronologisch = De gebeurtenissen worden op volgorde verteld. Van het begin tot het einde. 
Niet-chronologisch = De gebeurtenissen worden niet op volgorde verteld.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgorde



Flashback = fragment uit het verleden wordt teruggebracht
Tijdsprong = er wordt tijd overgeslagen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd
  • Verteltijd: tijd die nodig is om het verhaal te lezen
  • Vertelde tijd: tijd die de gebeurtenissen (als ze in chronologische volgorde staan) in beslag nemen.



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie (tijd)
Elk verhaal speelt zich in een bepaalde tijd af (periode).
Dit leid je af uit bijzonderheden, want dit is niet altijd meteen duidelijk.

Voorbeelden:
Historisch, Tweede Wereldoorlog, Eerste Wereldoorlog, het wilde westen, moderne tijd, prehistorie, het nu, de toekomst.  

Slide 7 - Tekstslide

flashforward:
De volgorde van een verhaal kan ook nog onderbroken worden door een flashforward. Dat is een vooruitblik. Een voorbeeld:
Hij keek nog een keer achterom, maar trapte toen stevig door en kwam gelukkig ruim voor de bel bij het fietsenhok aan. Opgelucht liep hij de school binnen.
Maar Wouter wist niet dat die beslissing bij het spoor hem nog duur zou komen te staan!
Theorie (tijd)
Een verhaal kan chronologisch en niet-chronologisch verteld worden.

Chronologisch = in de volgorde waarin het verhaal gebeurd is: je wordt wakker, gaat naar school, gaat naar voetbal/paardrijden/dansen/chillen.

Niet-chronologisch = als het verhaal bijvoorbeeld begint bij het einde of er wordt steeds teruggegaan naar het verleden. De voorgeschiedenis wordt verteld. (flashbacks/flashforward - 
een tijdsprong).

Slide 8 - Tekstslide

flashforward:
De volgorde van een verhaal kan ook nog onderbroken worden door een flashforward. Dat is een vooruitblik. Een voorbeeld:
Hij keek nog een keer achterom, maar trapte toen stevig door en kwam gelukkig ruim voor de bel bij het fietsenhok aan. Opgelucht liep hij de school binnen.
Maar Wouter wist niet dat die beslissing bij het spoor hem nog duur zou komen te staan!

Verdichting: in één zin een lange tijd beschrijven. Er kwamen verschillende artsen langs ...
Theorie (tijd = spanning)
Een schrijver speelt met de tijd om het verhaal spannender te maken.
Dit zijn de manipulatietechnieken van de schrijver.

Hoe?
Openplekken, dingen weglaten, iets lijkt tegenstrijdig ... dit maakt nieuwsgierig en zo blijf je doorlezen ...
Denk maar eens aan clifhangers in tv series, dit gebruikt een schrijver ook in een boek.


Slide 9 - Tekstslide

Open plekken roepen vragen op bij de lezer. Bepaalde informatie kan tegenstrijdig zijn en de lezer moet er dan achter komen wat juist is. Ook kan een schrijver bepaalde informatie achterhouden.
Een lezer kan zich ook afvragen waarom een personage zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Het zijn dus nog niet ingevulde stukken van een verhaal die je als lezer wil invullen. 
Theorie (verteltijd-vertelde tijd)
De vertelde tijd is het tijdsbestek dat in een verhaal of deel van een verhaal besproken wordt. Het is letterlijk de tijd dat in het verhaal is verstreken.

De verteltijd is hoeveel woorden of zinnen of hoofdstukken de schrijver nodig heeft om dit te vertellen.

In de zin: 'Gedurende vier jaar zat Paul op de mavo'.
De vertelde tijd is vier jaar,  maar de verteltijd is één zin. 


Slide 10 - Tekstslide

Hier wordt dus ook aan tijdverdichting gedaan: Vier jaar later: in 1 zin. 
Oefening
Je gaat luisteren naar een voorleesfragment. Bedenk in welke tijd het verhaal zich afspeelt. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In welke tijd speelt dit verhaal zich af?
Leg je antwoord uit.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

Je gaat luisteren naar een voorleesfragment. Bepaal de volgorde. Is dit verhaal chronologisch of niet?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de volgorde van het verhaal?
A
Chronologisch
B
Niet chronologisch, want er zat een flashback in.
C
Niet chronologisch, want je weet al hoe het afloopt.
D
Je weet niet in welke volgorde het verhaal wordt verteld.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk

Cursus 3 paragraaf 2 blz 68

Zelf 2 opdrachten kiezen. 

Klaar? Werk laten zien en nakijken
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies