In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Vermogensdelicten
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag:
Theorie (tot 10.45 uur)
Herhaling vorige week
Vermogensdelicten
Gastcollege (vanaf 11.00 uur)
Politie
Slide 2 - Tekstslide
Vorige week:
Opbouw strafbepalingen
Bestanddelen
Voorwaarden voor strafbaarheid: wederrechtelijkheid en schuld
Schuld en opzet
Slide 3 - Tekstslide
Strafbepalingen
Maak ter herhaling opdracht 11a, b en c van Hoofdstuk 3.
Slide 4 - Tekstslide
Pak het strafdossier erbij...
Uit de dagvaarding op pagina 2 en 3 van het strafdossier staat dat de verdachte o.a. vernieling (art. 350 Sr) ten laste wordt gelegd.
Kijk in je wetboek: wat zijn de bestanddelen van de delictsomschrijving van art. 350 Sr?
Kijk in de dagvaarding bij 'feit 1': zijn al deze bestanddelen opgenomen in de ten laste legging?
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Uit het filmpje blijkt dat de man de bedoeling had om een andere man om het leven te brengen door in een taart een dodelijke hoeveelheid gif te stoppen en deze taart naar de man op te sturen. De taart wordt echter niet door de man, maar door zijn vrouw opgegeten. De vrouw overlijdt. Is er hier sprake van opzet op haar dood?
A
nee, geen opzet want niet zijn bedoeling haar te doden
B
ja, opzet want met zijn actie risico op dit gevolg op de koop toegenomen
Slide 8 - Quizvraag
Is het risico met de daad (het gif in de taart) op het gevolg (de dood van de vrouw) op de koop toenemen nu opzet als oogmerk of voorwaardelijk opzet?
A
oogmerk
B
voorwaardelijk opzet
Slide 9 - Quizvraag
Kijk in je wetboek naar art. 310 Sr en vervolgens naar art. 287 Sr. Bij welk artikel is het vereist dat het de bedoeling van de dader is om het misdrijf te plegen en hij niet slechts het risico met zijn daad op het gevolg op de koop toeneemt?
Slide 10 - Open vraag
Vermogensdelicten
Vermogensdelicten zijn delicten waarbij de dader zich geld of goederen uit het vermogen van het slachtoffer toe-eigent.
Het bekendste vermogensdelict is diefstal (art. 310 Sr), dat vorige week al uitgebreid aan bod is gekomen.
Slide 11 - Tekstslide
Diefstal met braak (art. 311 Sr) of geweld(art. 312 Sr)
De dief krijgt meer straf (strafverzwaring) als er bijzondere omstandigheden zijn waaronder de diefstal is gepleegd.
art. 311 Sr: met braak
Bijv. Twee mannen breken in de nacht in en stelen een iMac uit het huis.
art. 312 Sr: met geweld
Bijv. Een man slaat een oud vrouwtje en pakt dan haar tas af.
Slide 12 - Tekstslide
Kijk in art. 310 en 311 Sr. Wat is het verschil in straf voor diefstal met braak en gewone diefstal?
Slide 13 - Open vraag
Kijk opnieuw in art 311 Sr. Onder welke omstandigheden kun je niet ten hoogste 6 jaar gevangenisstraf krijgen, maar zelfs max 9 jr!
Slide 14 - Open vraag
Kijk in art 312 Sr. Moet er volgens art 312 Sr nu ook daadwerkelijk geweld zijn toegepast?
A
ja
B
nee
Slide 15 - Quizvraag
Naast diefstal met geweld is er in art 317 Sr het delict afpersing. De overeenkomst tussen beide artikelen is dat het gaat om vermogensdelicten met geweld. Maar wat is nu het verschil tussen beide feiten?
Slide 16 - Open vraag
Andere vermogensdelicten
Verduistering, art. 321 Sr: het wederrechtelijk toe-eigenen van een goed dat hij anders dan door een misdrijf onder zich heeft.
Afpersing, art. 317 Sr: iemand door geweld dwingen geld af te geven.
Chantage, art. 318 Sr: iemand dwingen geld af te geven door te dreigen iets bekend te maken wat het slachtoffer niet wil.
Oplichting, art. 326 Sr: Door bedrog iemand ertoe brengen dat hij geld afgeeft.
Slide 17 - Tekstslide
Het verschil tussen diefstal en verduistering is maar heel klein. Op één bestanddeel na lijken de strafbepalingen precies op elkaar.
Welk bestanddeel hoort bij diefstal, welk bij verduistering?
diefstal, art. 310 Sr
verduistering, art. 321 Sr
wegnemen = fysiek afpakken
anders dan door misdrijf onder zich hebben = al op een nette manier in je macht hebben
Voorbeeld: Een man werkt als timmerman en neemt dagelijks de werkbus en het gereedschap mee naar huis. Hij stopt met de baan omdat hij het niet meer leuk vindt zo, maar geeft de spullen niet terug.
Voorbeeld: Twee jongens nemen een scooter mee van een onbekende die zo stom was haar sleutels in het contact te laten zitten.
Slide 18 - Sleepvraag
Maak nu van Hoofdstuk 4 de volgende opdrachten: 2, 6, 7, en 10.