Les 4 - Vermogensdelicten en geweldsdelicten

Les 4- vermogensdelicten en geweldsdelicten
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
StrafrechtMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Les 4- vermogensdelicten en geweldsdelicten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhaling vorige week over hoofdstuk 3
herhaling van de strafbepaling aan de hand van opdrachten uit het boek en voor zover nog niet besproken: bespreken van opzet uit H3

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu ter herhaling van Hoofdstuk 3 de volgende opdrachten:

11a,b,d

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schuld en verwijtbaarheid
Schuld in ruime zin: Hier valt iedere vorm van verwijtbaarheid onder, ongeacht of er sprake is van opzet of niet. 

Schuld in enge zin: Als er géén sprake is van opzet, maar de daad wel verwijtbaar is (omdat de dader zeer slordig of onoplettend is geweest). 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten opzet: 
Opzet als als oogmerk: de dader handelt met de bedoeling om een bepaald (strafbaar) feit te plegen. >> Bijv. iemand opzettelijk neerschieten door met pistool op de borst te richten. 

Voorwaardelijke opzet: de dader neemt (bewust) het risico dat zijn daad een bepaald gevolg zal hebben en dat gevolg neemt hij op de koop toe.  >> Bijv. Hoornse taart arrest 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk in je wetboek naar art. 310 Sr en vervolgens naar art. 287 Sr. Bij welk artikel is het vereist dat het de bedoeling van de dader is om het misdrijf te plegen en hij niet slechts het risico met zijn daad op het gevolg op de koop toeneemt?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een man heeft met de bedoeling om een andere man om het leven te brengen in een taart een dodelijke hoeveelheid arseen gestopt en deze taart naar de man opgestuurd. De taart wordt echter niet door de man, maar door zijn vrouw opgegeten. Hij was zich ervan bewust dat de man een vrouw had. De vrouw overlijdt. Is er hier sprake van opzet op haar dood?
A
nee, geen opzet want niet zijn bedoeling haar te doden
B
ja, opzet want met zijn actie bewust risico op dit gevolg op de koop toegenomen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het risico met de daad (het gif in de taart) op het gevolg (de dood van de vrouw) op de koop toenemen nu opzet als oogmerk of voorwaardelijk opzet?
A
oogmerk
B
voorwaardelijk opzet

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vermogensdelicten
Vermogensdelicten zijn delicten waarbij de dader zich geld of goederen uit het vermogen van het slachtoffer toe-eigent. 

Het bekendste vermogensdelict is diefstal (art. 310 Sr), dat de vorige les al even aan bod is gekomen bij het bespreken van de bestanddelen. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diefstal met braak (art. 311 Sr) of geweld(art. 312 Sr)
De dief krijgt meer straf (strafverzwaring) als er bijzondere omstandigheden zijn waaronder de diefstal is gepleegd.
art. 311 Sr: met braak
  • Bijv. Twee mannen breken in de nacht in en stelen een iMac uit het huis.
art. 312 Sr: met geweld
  • Bijv. Een man slaat een oud vrouwtje en pakt dan haar tas af.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk in art 311 Sr. Kun je volgens art. 311 Sr nu alléén voor braak meer straf krijgen? Zo nee, motiveer je antwoord!

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk opnieuw in art 311 Sr. Onder welke omstandigheden kun je niet ten hoogste 6 jaar gevangenisstraf krijgen, maar zelfs max 9 jr!

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk in art 312 Sr. Moet er volgens art 312 Sr nu ook daadwerkelijk geweld zijn toegepast?

A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Naast diefstal met geweld is er in art 317 Sr het delict afpersing. De overeenkomst tussen beide artikelen is dat het gaat om vermogensdelicten met geweld. Maar wat is nu het verschil tussen beide feiten?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Andere vermogensdelicten
Verduistering, art. 321 Sr: het wederrechtelijk toe-eigenen van een goed dat hij anders dan door een misdrijf onder zich heeft
Afpersing, art. 317 Sr: iemand door geweld dwingen geld af te geven
Chantage, art. 318 Sr: iemand dwingen geld af te geven door te dreigen iets bekend te maken wat het slachtoffer niet wil
Oplichting, art. 326 Sr: Door bedrog iemand ertoe brengen dat hij geld afgeeft

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het verschil tussen diefstal en verduistering is maar heel klein. Op één bestanddeel na lijken de strafbepalingen precies op elkaar. 
Welk bestanddeel hoort bij diefstal, welk bij verduistering?
diefstal, art. 310 Sr
verduistering, art. 321 Sr
wegnemen = fysiek afpakken
anders dan door misdrijf onder zich hebben = al op een nette manier in je macht hebben
Voorbeeld: Een man  werkt als timmerman en neemt dagelijks de werkbus en het gereedschap mee naar huis. Hij stopt met de baan omdat hij het niet meer leuk vindt zo, maar geeft de spullen niet terug.
Voorbeeld: Twee jongens nemen een scooter mee van een onbekende die zo stom was haar sleutels in het contact te laten zitten. 

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu van Hoofdstuk 4 de volgende opdrachten: 2, 6, 7, en 10. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5: geweldsmisdrijven

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verschillende geweldsfeiten
  • voorbeelden hiervan zijn: doodslag, moord, dood door schuld, mishandeling, zware mishandeling
  • Net als bij een aantal vermogensdelicten zijn er strafverzwarende omstandigheden, zoals bij doodslag-moord en mishandeling en zware mishandeling.
  • ook zijn er geweldsfeiten met alleen een schuldvariant en dus geen opzet 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk naar de artikelen 287 en 289 Sr. Wat is het verschil tussen beiden?

Slide 20 - Open vraag

de voorbedachte rade
maak opdr 4 uit je boek

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kijk nu naar de artikelen 300 en 302 Sr. Wat is hier het verschil tussen beiden?

Slide 22 - Open vraag

opzet op het toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Lees de tekst uit je boek op pag. 47 bovenaan over dood of zwaar lichamelijk letsel door schuld. Is er bij deze feiten sprake van opzet op de dood/ zwaar lichamelijk letsel?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door veel te weinig genomen voorzorgs- maatregelen door de eigenaar van een café, ontstaat er brand in het café en overlijden er bezoekers. Wat is het strafrechtelijke gevolg voor hem?
A
er is sprake van moord
B
er is sprake van doodslag
C
er is sprake van dood door schuld
D
er is geen strafrechtelijk gevolg voor hem

Slide 24 - Quizvraag

zie de tekst op p47 ''Door schuld''

Slide 25 - Link

Deze slide heeft geen instructies

volgende week gastles politie
voorbespreken gastles, (evt nog extra vragen uit het boek maken van H4)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies