fase 1 - periode 1 - les 5a interpunctie

Spelling

Interpunctie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling

Interpunctie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen: wat ga je leren?
1) aan het eind van deze les weet je wat er in een (zakelijke) uitnodiging moet komen;
2) aan het eind van deze les heb je de opzet klaar voor een (zakelijke) uitnodiging voor de ouderavond; 
3) aan het eind van deze les ken je het verschil tussen formeel en infomeel taalgebruik;
4) aan het einde van de les ken je de belangrijkste interpunctieregels.

Slide 2 - Tekstslide

De komma
Het moeilijkste leesteken.

Een komma zorgt ervoor dat je een zin makkelijker kunt lezen.

Het is een rustpunt in de zin.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom komma's belangrijk zijn:

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee persoonsvormen

2 Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

3 Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

4 Zet een komma voor een voegwoord/verbindingswoord/signaalwoord als want, maar, omdat etc.

5 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Slide 5 - Tekstslide

Komma: wanneer?
1. Zet een komma tussen twee werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen.

-Jan heeft gezorgd voor een taartje. (geen komma)
-Nadat Jan een taartje had gegeten, moest hij naar huis. (wel komma)

Slide 6 - Tekstslide

2. Een komma voor een voegwoord
In deze zin gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in deze zin.

Andere voegwoorden waar je een komma voor zet zijn: 
maar - omdat - daardoor - waardoor - dat - dus - terwijl - zodat - totdat - nadat - etc.

Slide 7 - Tekstslide

2. Komma voor een voegwoord
Je schrijft bijna altijd een komma (,) voor een voegwoord.
Dit komt omdat je twee zinnen aan elkaar voegt.

Voor de voegwoorden ’en’ en ’of’ zet je eigenlijk nooit een komma. Een voegwoord kan ook vooraan de zin staan.

Omdat ze te laat was, moest ze nablijven. 

Slide 8 - Tekstslide

Punt 2, 3 en 5: voorbeelden
2. Het is een snelle, grote jongen.  >> snelle en grote kun je
     omruilen. 
3. Hij weet niet of hij brandweerman, agent, piloot of
     glazenwasser wil worden later. 
5. Klaas, wil je ook een stuk taart? 
    Ga je ook mee zwemmen, Lisa?
     Hé, dat lijkt me niet de bedoeling! 

Slide 9 - Tekstslide

Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Als de winkel sluit ga ik naar huis.

Komma in deze zin?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Waar hoort de komma?
'......dit mag omdat hij een coach is.
A
, omdat
B
omdat,

Slide 12 - Quizvraag

Waar komt de komma?
A
Ik ben ziek want, ik at mosselen.
B
Ik ben ziek, want ik at mosselen.

Slide 13 - Quizvraag

Waar komt de komma?
A
Ik wil graag leren maar, ik heb geen tijd.
B
Ik wil graag leren maar ik, heb geen tijd.
C
Ik wil graag leren, maar ik heb geen tijd.
D
Ik wil graag leren maar ik heb geen tijd.

Slide 14 - Quizvraag

Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

Slide 15 - Quizvraag

Waar staat de komma op de goede plek?
A
Jolijn, let je op?
B
Let je ook op, Tirza?
C
Vind je deze les leuk Maud?
D
Iris snap je het?

Slide 16 - Quizvraag

Interpunctie: dubbele punt
Ook de dubbele punt geeft aan dat je even moet pauzeren in de zin. Je gebruikt de dubbele punt in drie gevallen.
1. Voor een opsomming.
Het weer was vandaag erg wisselend: regen, sneeuw en ijzel.
2. Voor een citaat.
Eva zei: "Dat vind ik een goed idee."
3. Voor een verklarende of toelichtende opmerking.
Ik heb het erg koud: het regende toen ik op de fiets zat.

Slide 17 - Tekstslide

Interpunctie: puntkomma
De puntkomma kun je vervangen door een punt, maar niet door een komma. Je kiest een puntkomma in plaats van een punt, omdat de zinnen veel met elkaar te maken hebben.
Bijvoorbeeld:
Door corona hebben leerlingen een bijzondere middelbare schooltijd gehad; het was erg apart dat het Centraal Eindexamen ontbrak.

Slide 18 - Tekstslide

Interpunctie: puntkomma
Je kunt ook een puntkomma gebruiken bij opsommingen waarbij de zin doorloopt, maar wel elk deel van de zin op een nieuwe regel komt te staan.
Bijvoorbeeld:
Jullie moeten veel weten over interpunctie, omdat:
  • een tekst zonder interpunctie moeilijk te lezen is;
  • de betekenis van een zin zonder goede interpunctie kan veranderen;
  • dit erg belangrijk is voor jullie examen.
Let op: bij het laatste deel van de opsomming gebruik je een punt. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is goed?
A
Ik riep luid: "Dat gaan we niet doen!"
B
Ik riep luid; "Dat gaan we niet doen!"

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Hij haalde goede cijfers: een zeven; een acht en een negen.
B
Hij haalde goede cijfers: een zeven, een acht en een negen.

Slide 21 - Quizvraag

Hoofdletters
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 24 - Quizvraag

Formeel taalgebruik
Neutraal: vooral feiten
Efficiënt: niet langer dan nodig (zo kort mogelijk)
Beleefd: respect voor de lezer, met name de woordkeuze
--> groetjes is dus geen optie…..
Correct: geen spel-, interpunctie of grammaticale fouten

Slide 25 - Tekstslide

informeel taalgebruik
je/jij (tutoyeren)
Hoi / groetjes
gebruik van tekens
gebruik van cijfers
Gevoelens/ emoties
Spreektaal (korte zinnen, veel herhaling van bepaalde woorden)bijv. Dus hij zei toen, dat ik dus dat moest doen

formeel taalgebruik
u (vousvoyeren)
Geachte/ beste, hoogachtend, met vriendelijke groet
Geen tekens en smileys e.d.
Cijfers tot 20 uitgeschreven
Zo min mogelijk spreektaal
schrijftaal (langere zinnen, geen herhaling van woorden)


Slide 26 - Tekstslide

Hulpmiddelen bij het schrijven
Werken op de laptop heeft voordelen, er is spellingscontrole.
De rodeblauwe en de groene kronkellijn.

Woorden in Word met een rode lijn zijn onjuist geschreven! Groene lijnen geven onjuistheden in de grammatica aan(woordvolgorde bijvoorbeeld).
De blauwe lijn is om aan te geven dat er bijvoorbeeld een punt of spatie moet komen.
Niet blind op varen…

Slide 27 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
tekens en symbolen gebruiken
cijfers tot 20 uitgeschreven
geen  symbolen of afkortingen
Geachte
Groetjes
je/ jij
Met vriendelijke groet
korte zinnen

Slide 28 - Sleepvraag

Ga naar Word en open een nieuw bestand

Slide 29 - Tekstslide

Ga naar meer sjablonen. Zie pijl

Slide 30 - Tekstslide

Typ hier: uitnodiging

Slide 31 - Tekstslide

Ga naar: www.canva.com

Slide 32 - Tekstslide

Typ hier: uitnodiging

Slide 33 - Tekstslide

Maak een account aan bij Canva
Dan slaat hij hem automatisch op namelijk en kun je hem later downloaden als hij af is!

Slide 34 - Tekstslide

Je kunt nu kiezen
- gebruik een format uit Word voor de uitnodiging
- gebruik een format uit Canva voor de uitnodiging 
--> Je kunt zelf de teksten aanpassen en eventueel foto's of andere plaatjes toevoegen

Slide 35 - Tekstslide

Wat moet er op de uitnodiging komen?
- Deze ouderavond vindt plaats op het Rechterland 1 (Zwolle) of op de Parkweg 4B(Harderwijk)
Inleiding: de reden en het onderwerp van je brief
Kern: in twee of meer alinea’s een uitleg
Slot: wat verwacht je van de lezer (denk aan tijd, locatie, parkeergelegenheid)
- Je werkt in tweetallen. Noem bij het inleveren beide namen;
- Klaar? Inleveren via opdrachten in Teams; 

- De beste brief wordt gekozen om daadwerkelijk aan de ouders gestuurd te worden.  
- gebruik formele taal, met hier en daar een aanpassing;
- dus wel: beste, maar schrijf cijfers tot 20 uit (behalve data) en vermijd afkortingen en smileys;
- datum en tijd in overleg met je coach toevoegen

Slide 36 - Tekstslide

Concreet
 Op … (datum) wordt er een ouderavond gehouden. In deze brief vertellen wij u graag meer hierover.


De reden waarom er een ouderavond gehouden wordt.

Je vertelt hoe deze ouderavond er uit gaat zien (zie inhoud brief).

Je geeft aan dat de ouders/verzorgers zich op de locatie moeten melden.

Waar, wanneer en hoe laat: locatie, lokaal, datum, tijd.

Duur van de ouderavond: 1 tot 1,5 uur.

Passend, interessant eind. (je wilt ouders/verzorgers enthousiast maken voor de avond)
 






Slide 37 - Tekstslide

Wat wordt er besproken in de ouderavond?

Voorstellen van coach en klas
Informatie over de schoolse zaken
Hoe ziet een schoolweek eruitziet (beeld van school/lessen)
Stages
Quiz? 




Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk
Zie studiewijzer in teams voor opdrachten afgelopen weken

Slide 39 - Tekstslide