effectieve vraag

Bestedingsevenwicht
De effectieve vraag is gelijk aan de productiecapaciteit
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bestedingsevenwicht
De effectieve vraag is gelijk aan de productiecapaciteit

Slide 1 - Tekstslide

conjunctuurindicatoren:
vooruitlopend, gelijklopend, achterlopend op de effectieve vraag

Slide 2 - Tekstslide

Conjunctuurgolven = effectieve vraag = nationaal inkomen = nationaal product

Slide 3 - Tekstslide

3 conjuncturele situaties
1. onderbesteding (effectieve vraag < W*)
2. overbesteding (effectieve vraag > W*)
3. bestedingsevenwicht (effectieve vraag = W*)

Slide 4 - Tekstslide

Welk van onderstaande gebeurtenissen zal de effectieve vraag niet doen stijgen?
A
Stijging rente
B
Stijging overheidsuitgaven
C
Stijging BBP handelspartners
D
Daling inkomstenbelasting

Slide 5 - Quizvraag

Welke bestedingscategorie maakt GEEN onderdeel uit van de effectieve vraag (EV)?
A
Consumptie
B
Besparingen
C
Investeringen
D
Export

Slide 6 - Quizvraag

De volgende schematische weergave:
"Lonen ↑↑ → Effectieve vraag ↑↑ → Productie ↑↑ → Inkomens ↑↑ → Effectieve vraag ↑↑ → enz."" is een redenering van een klassieke econoom.

A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Bij onderbesteding is de effectieve vraag is kleiner dan de productiecapaciteit.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Met de effectieve vraag naar een product wordt bedoeld:
A
De feitelijk gerealiseerde afzet van een bepaald product in een bepaalde periode aan personen die het product niet voor de eerste keer kopen.
B
De feitelijk gerealiseerde afzet van een bepaald product in een bepaalde periode aan personen die het product voor de eerste keer kopen.
C
De maximale afzet van een bepaald product in een bepaalde periode aan personen die het product voor de eerste keer kopen.

Slide 9 - Quizvraag

Door een forse daling van de effectieve vraag is de werkloosheid van een land gestegen van 5% naar 12%.

Hoe heet deze vorm van werkloosheid?
A
natuurlijke werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
structurele werkloosheid
D
frictie werkloosheid

Slide 10 - Quizvraag