Werkwoordspelling verleden tijd

Hoe vind je de stam van een werkwoord?
A
Door de zin vragend te maken
B
Door -en van het hele werkwoord af te halen
C
Door de zin in een andere tijd te zetten
D
Door het onderwerp te zoeken
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1,4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoe vind je de stam van een werkwoord?
A
Door de zin vragend te maken
B
Door -en van het hele werkwoord af te halen
C
Door de zin in een andere tijd te zetten
D
Door het onderwerp te zoeken

Slide 1 - Quizvraag

Hoe weet je of een werkwoord in de verleden tijd een -d of een -t krijgt?
A
Dat hoor je, als je het uitspreekt
B
Door het werkwoord in meervoud te zetten
C
Door de zin vragend te maken
D
Door de TaXiKoFSCHiP toe te passen

Slide 2 - Quizvraag

Waar kijk je naar, bij die TaXiKoFSCHiP-regel
A
Naar de laatste letter van de stam
B
Naar je beeldscherm
C
Naar de laatste letter van de ik-vorm
D
Naar een d of een t

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent TaXiKoFSCHiP?
A
Een schip dat als taxi wordt gebruikt
B
Werkelijk geen idee
C
Het is een ezelsbruggetje, maar waarvoor?
D
Het is een woord van stemloze medeklinkers

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is het zo belangrijk om al die stemloze medeklinkers op een rijtje te hebben?
A
Met stemloze medeklinkers kun je fluisteren
B
Als de stam eindigt op een stemloze medeklinker krijgt het werkwoord een t in de verleden tijd
C
Zodat je weet of je een werkwoord met een t of een d vervoegt (vt)
D
Dat weet ik echt niet meer

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de stam van het werkwoord verhuizen?
A
verhuis
B
verhuiz
C
verhuist
D
verhuizd

Slide 6 - Quizvraag

Wat is dan de verleden tijd van het werkwoord verhuizen?
A
hij verhuiste
B
hij verhuizte
C
hij verhuisde
D
hij verhuizde

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van zweven?
Hij zweef....
A
zweefde
B
zweefte

Slide 8 - Quizvraag

De verleden tijd van mixen is?
A
mixde
B
mixte

Slide 9 - Quizvraag

En de verleden tijd van deleten dan?
A
Hij deleette mijn foto
B
Hij deletet mijn foto
C
Hij deletete mijn foto
D
Hij deleete mijn foto

Slide 10 - Quizvraag

Engelse werkwoorden vervoeg je in het Nederlands ook met de TaXiKoFSCHiP-regel.
A
Nee, dat denk ik niet.
B
Ja, natuurlijk!

Slide 11 - Quizvraag