Cursus 7-§11-Homofone ww.vormen-havo3



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les=homofone werkwoorden
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik vorige les 
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les=homofone werkwoorden
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik vorige les 
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


In deze les leer je hoe je verschillende, maar gelijkdluidende werkwoordsvormen op de juiste manier kunt spellen


Slide 3 - Tekstslide

Homofone werkwoordsvormen zijn werkwoordsvormen die verschillend gespeld worden, hoewel ze hetzelfde klinken
homoniem= gelijkluidend woord met verschillende betekenissen 1847 Frankrijk
Denk aan vormen als bind en bindt, gelooft en geloofd, rusten en rustten en vergrootte en vergrote.

‘Homofoon’ betekent ‘gelijk van klank’.

foon=klanksegment, eenheid van geluid

Slide 4 - Tekstslide

d of dt?
Bekijk de volgende zin:
– Victor vindt pizza het lekkerste wat er bestaat, maar ik vind pizza te vet en te zout.
De keuze tussen d en dt komt voor bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) enkelvoud van werkwoorden met in de infinitief een d voor de uitgang en (antwoorden, redden, vinden).

 Zie voor de juiste keuze Handig!: Schema werkwoordspelling blz. 296

Slide 5 - Tekstslide

d of t?               Bekijk de volgende zin:
– Op de meeste dagen gebeurt er niks bijzonders op school, maar vandaag is er toch iets spannends gebeurd.
De keuze tussen d of t komt voor bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud en het voltooid deelwoord (vd): gebeurt, verdient (pvtt) en gebeurd, verdiend (vd). Dat speelt bij zwakke werkwoorden waarvan de letter voor de uitgang en niet in ’t(e) x - f (o) k s ch (aa) p zit, zoals gebeuren en verdienen. 
Zie voor de juiste keuze Handig!: Schema werkwoordspelling blz. 296

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

de(n) of dde(n), te(n) of tte(n)?
Bekijk de volgende zinnen:
– We zouden die flyers vandaag huis aan huis verspreiden (inf), maar Wouter en Tom verspreidden (pvvt) ze gisteren al in de binnenstad onder het winkelende publiek.

Slide 8 - Tekstslide

– Reizigers wachten (pvtt) / wachtten (pvvt) op de vertraagde trein.

– Landen (pvtt) / Landden (pvvt) de spelers van het elftal op Schiphol.

– Doordat de ijzeren emmer altijd buiten in de regen stond, verroestte (pvvt) hij nogal, maar dat is niet erg, want verroeste (bn) objecten in de tuin zijn tegenwoordig helemaal hip.

Slide 9 - Tekstslide

De keuze tussen één of twee d’s of t’s komt voor bij zwakke werkwoorden met in de infinitief een d of t voor de uitgang en (verspreiden, wachten, landen). Er zijn twee lastige gevallen:

Slide 10 - Tekstslide

Er is verschil tussen de infinitief (inf) of de persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud (verspreiden, wachten, landen) en de persoonsvorm verleden tijd (pvvt) meervoud (verspreidden, wachtten, landden).
Bij werkwoorden die beginnen met be, ge, her, mis, ont en ver is er ook verschil tussen de persoonsvorm verleden tijd enkelvoud (verroestte, misleidde) en het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord (bn): verroeste, misleide.

Slide 11 - Tekstslide

Bij werkwoorden die beginnen met be, ge, her, mis, ont en ver is er ook verschil tussen de persoonsvorm verleden tijd enkelvoud (verroestte, misleidde) en het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord (bn): verroeste, misleide.




Zie Handig-Schema werkwoordspelling blz.296

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 14 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 16 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Maken:

Cursus 7
blz. 258
-§11
 opdr. 1 t/m 4+6 en 7

Alleen opdr. 1 t/m 3 met potlood in je flexboek, de rest in je schrift!

Met alles klaar? Maak opdr. 5 met je IPad



Slide 17 - Tekstslide