1.5 Klinkers en medeklinkers opdr. 21 t/m 25

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1.5 Klinkers en medeklinkers
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1.5 Klinkers en medeklinkers
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek + schrift van Nederlands, laat het nog even dicht!



Huiswerkcontrole: x

Slide 2 - Tekstslide

2. Terugblik
- Wat is een werkwoord?
- Wat gebeurd er met een werkwoord als het onderwerp veranderd?

Slide 3 - Tekstslide

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- kun je klinkers en medeklinkers herkennen. 
- weet je wat het verschil is tussen korte en lange klanken.
- herken je de ik-vorm en de stam van een werkwoord.  

Slide 4 - Tekstslide

4. Instructie
Ons alfabet bestaat uit twee soorten letters:
klinkers en medeklinkers.


Om goed te kunnen spellen is het belangrijk om te weten welke letters de klinkers en welke de medeklinkers zijn.

Slide 5 - Tekstslide

De u in 'muggen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 6 - Quizvraag

De o in 'spotten' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 7 - Quizvraag

De e in 'wezen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 8 - Quizvraag

De a in 'bijna' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 9 - Quizvraag

De a in 'wangen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
Denk aan de regel van de tweeklank

A
scheidden
B
scheiden

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
Denk aan de regel van de tweeklank

A
spruiten
B
spruitten

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
Denk aan de regel van de tweeklank

A
leukke
B
leuke

Slide 13 - Quizvraag

De klinkers zijn rood, de medeklinkers zijn paars.

(au & oei zijn de klinkers)

Slide 14 - Tekstslide

KORTE EN LANGE KLINKERS

EN TWEEKLANKEN


Onze taal kent korte en lange klinkers en tweeklanken.

Korte klinkers zijn: a e u o i

Lange klinkers zijn: aa ee uu oo


Tweeklanken bestaan uit twee verschillende klinkers:

ij ei ie ui ou au oe eu


Slide 15 - Tekstslide

LANGE EN KORTE KLANKEN


Wij gaan buiten spelen = lange klank (klinkt lang)

spe - len


Wij doen twee spellen = korte klank (klinkt kort)

spel -len

 

Slide 16 - Tekstslide

REGEL LANGE KLANK

aa ee uu oo

De apen eten dure noten


Lange klanken hebben pech,

we halen gewoon een letter weg.

Slide 17 - Tekstslide

REGEL KORTE KLANK

o i e a u

Domme kippen rennen het smalle bruggetje op.


Bij korte klanken zoals: a e o i u

zet ik twee medeklinkers, lekker puh!

Slide 18 - Tekstslide

REGEL TWEEKLANKEN

Hoor je aan het eind van een klankgroep een tweeklank, schrijf het woord zoals je het hoort.

luister - keuken - ruiken - kijken -

reiken - houten - pauken - zieken - koeken

Luister goed,

dan weet je hoe je het schrijven moet.

Slide 19 - Tekstslide

5. Begeleide inoefening

Slide 20 - Tekstslide

De a in 'hamer' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 21 - Quizvraag

De u in 'muggen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 22 - Quizvraag

De o in 'spotten' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 23 - Quizvraag

De e in 'wezen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 24 - Quizvraag

De a in 'bijna' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 25 - Quizvraag

De a in 'wangen' klinkt als
A
een lange klinker
B
een korte klinker

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
Denk aan de regel van de tweeklank

A
scheidden
B
scheiden

Slide 27 - Quizvraag

6. Zelfstandig werken
Maak zelfstandig, in stilte opdr. 21 t/m 23.

Ben je klaar? 
1. Kijk zorgvuldig je werk na en verbeter waar nodig.
2. Huiswerk van een ander vak afmaken. 
3. Lezen. 

timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?
- Geef een voorbeeld van een woord met een korte klank.
- Geef een voorbeeld van een woord met een lange klank.

Huiswerk:
Dinsdag 28 september: 1.5 opdr. 21 t/m 23  


Slide 29 - Tekstslide