Twintig pasgeboren baby's werden gehuisvest in een speciale faciliteit. Ze hadden verzorgers die naar binnen gingen om ze te voeden, te wassen en hun luiers te verschonen, maar ze zouden niets anders doen. De verzorgers hadden de instructie gekregen om de baby's niet meer te bekijken of aan te raken dan nodig was, en ze spraken nooit met hen. Al hun fysieke behoeften werden echter nauwgezet vervuld. De omgeving werd steriel gehouden; de baby's waren nooit ziek.
Het experiment werd na vier maanden stopgezet. Ten minste de helft van de baby's was op dat moment overleden, nog minstens twee stierven zelfs nadat ze waren gered en in een meer normale omgeving waren gebracht. Er was geen fysiologische oorzaak voor de dood van de baby's; ze waren allemaal fysiek heel gezond. Voordat elke baby stierf, was er een periode waarin ze stopten met verbaliseren en hun verzorgers probeerden te betrekken, en gewoon stopten met bewegen, nooit huilden of van uitdrukking veranderden. De dood zou spoedig volgen. De baby's die 'het hadden opgegeven' voordat ze werden gered, stierven op dezelfde manier, ook al waren ze uit de experimentele omstandigheden verwijderd.
De conclusie was dat koestering eigenlijk een zeer vitale behoefte van de mens is.