Wat weet je nog? 5 vwo

Ready, set, go!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Ready, set, go!

Slide 1 - Tekstslide


Hoe heet de faseovergang van vast naar gas?
A
sublimeren
B
rijpen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 2 - Quizvraag

Verschillende stoffen kunnen precies dezelfde stofeigenschappen hebben.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Hoe heet het mengsel op de afbeelding?
A
suspensie
B
nevel
C
oplossing
D
emulsie

Slide 4 - Quizvraag

Welk mengsel kunnen we scheiden met filtreren?
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
D
schuim

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de molecuulformule van waterstof?
A
H
B
H2
C
H2O
D
W

Slide 6 - Quizvraag

moleculen
molecuulsoorten
atomen
atoomsoorten
horen er niet bij
2
3
6
8
10
18

Slide 7 - Sleepvraag

Als een stof in overmaat aanwezig is, zal deze niet geheel wegreageren.

A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Als zilverchloride in het zonlicht komt, ontstaan de stoffen zilver en chloor. Deze reactie noemen we:
A
elektrolyse
B
thermolyse
C
verbranding
D
fotolyse

Slide 9 - Quizvraag

Destilleren is gebaseerd op de stofeigenschap:
A
kookpunt
B
oplosbaarheid
C
dichtheid
D
deeltjesgrootte

Slide 10 - Quizvraag

Een katalysator staat in de reactievergelijking bij de beginstoffen.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Het reagens wit kopersulfaat toont ... aan.
A
zwaveldioxide
B
water
C
jood
D
koolstofdioxide

Slide 12 - Quizvraag

Door glas sterk te verhitten kan het in een andere vorm gegoten worden. Dit is een ...
A
Thermolyse
B
Elektrolyse
C
Fotolyse
D
Geen ontleding

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel Kelvin komt overeen met 25 graden Celsius?
A
- 298
B
-248
C
248
D
298

Slide 14 - Quizvraag

De geur van een geurkaars
A
Macro
B
Micro

Slide 15 - Quizvraag

De moleculen van een stof veranderen als de stof smelt
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

De aantrekkingskracht tussen moleculen verandert als een stof smelt
A
ja, de aantrekking wordt sterker
B
ja, de aantrekking wordt zwakker
C
nee, de aantrekking blijft gelijk

Slide 17 - Quizvraag

In een mengsel komt meer dan 1 soort moleculen voor
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Bij scheiden gaan de moleculen kapot
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

De moleculen van 1 stof zijn allemaal gelijk aan elkaar
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Massa is een stofeigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste naam ?

P2O3
A
difosfortrioxide
B
fosfortrioxide
C
fosforoxide
D
fosfortrioxide

Slide 22 - Quizvraag

Verdampen van alcohol
A
exotherm
B
endotherm
C
geen van beide
D
allebei

Slide 23 - Quizvraag

Vaak is een reactie aan het begin sneller dan aan het einde, hoe kan dit?
A
De katalysatorconcentratie is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
B
De verdelingsgraad is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
C
De temperatuur is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
D
De concentratie reagerende stoffen is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie.

Slide 24 - Quizvraag

Ik blaas een kaars uit. Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik hier weg?
A
brandstof
B
zuurstof
C
ontbrandings-temperatuur
D
ontbrandings-temperatuur en zuurstof

Slide 25 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 26 - Quizvraag

een deeltje heeft 3 protonen, 3 neutronen en 2 elektronen. Wat is de naam van dit deeltje?
A
lithiumatoom
B
heliumatoom
C
heliumion
D
lithiumion

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de verhoudingsformule van Magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de naam van Na2O
A
Natriumoxide
B
Dinatriumoxide
C
Natriumzuurstof
D
Natrium(II)oxide

Slide 29 - Quizvraag

IJzer kan elektrische stroom geleiden. Welk soort deeltjes zorgt voor deze stroomgeleiding?
A
atomen
B
ionen
C
vrije ionen
D
vrije elektronen

Slide 30 - Quizvraag

Zet de moleculen op volgorde van oplopend kookpunt. Zoek de kookpunten niet op, maar verklaar aan de hand van de structuurformule en betrokken bindingstypen.

CH4 (methaan), C2H6 (ethaan), CH3OH (methanol)
A
methaan, ethaan, methanol
B
ethaan, methaan, methanol
C
methanol, ethaan, methaan
D
methanol, methaan, ethaan

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de triviale naam van calciumhydroxideoplossing?
A
Natronloog
B
kaliloog
C
Kalkwater
D
Kalkloog

Slide 32 - Quizvraag

OPDRACHT 2:Een slecht oplosbaar zout maken.
Beschrijf hoe je calciumcarbonaat kunt maken uit oplossingen van andere zouten.
timer
2:00
A
Calciumchloride en calciumcarbonaat
B
Calciumchloride en natriumnitraat
C
Calciumnitraat en natriumcarbonaat
D
Natriumchloride en calciumcarbonaat

Slide 33 - Quizvraag

welke structuurformule is gelijk aan deze:
A
B
C
D

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de naam?
A
1-broom-1,2-difluorpropaan
B
1,2-difluor-1-broompropaan
C
2,3-fluor-3-broompropaan
D
1-broom-1,2-difluorpropaan

Slide 35 - Quizvraag

een ether kan ook
met een vertakking.
wat is de naam?
A
methylethoxymethaan
B
ethylmethoxymethaan
C
2-methoxypropaan
D
methoxy-2-propaan

Slide 36 - Quizvraag

Stel: In 100 g koffie zit 75 mg cafeïne. Na het koffiezetten zit er 40 mg cafeïne in het filtraat. Bereken het rendement van de cafeïne.
A
Rendement = 187,5%
B
Rendement = 53,3%
C
Rendement = 18,8%
D
Rendement = 40%

Slide 37 - Quizvraag

Proces 1 heeft een E-factor van 0,8 en proces 2 van 0,4 voor de bereiding van stof x. Welke stelling is juist?
A
proces 1 gebruikt meer energie dan proces 2
B
proces 2 gebruikt meer energie dan proces 1
C
proces 1 gebruikt meer grondstof dan proces 2
D
proces 2 gebruikt meer grondstof dan proces 1

Slide 38 - Quizvraag

Bereken atoomeconomie voor chloor in de volgende reactie:

2AgClCl2+2Ag
A
70,9%
B
50%
C
24,7%
D
Ik weet niet hoe

Slide 39 - Quizvraag

Een zuur is een deeltje/stof dat een
H+ ion kan ........
A
opnemen
B
afstaan

Slide 40 - Quizvraag

Welke kleur krijgt de indicator thymolblauw bij pH = 10,0
A
rood
B
geel
C
groen
D
blauw

Slide 41 - Quizvraag

Ethaanzuur kan .... H+ ionen afstaan
A
4
B
3
C
2
D
1

Slide 42 - Quizvraag