7.3 + 7.4 + 7.5

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Wat gaan we deze les doen?

• Huiswerk
• Doel van de les
• Instructie
• Verlengde instructie
• Zelfstandig werken
• Afsluiting

Huiswerk

paragraaf 7.1 + 7.2

Vragen?

Wat kun je al? Weet je al?

- Je weet wat een stipjesgrafiek is

- Je weet wat een trapjesgrafiek is

- Je weet wat een periodieke grafiek is

- Je kan gegevens uit tabellen en grafieken aflezen

Lesdoelen 7.3 + 7.4 + 7.5

Je kan rekenen met gegevens uit tabellen en diagrammen

Je kan gegevens omzetten/tekenen in een diagram

Je kan eenheden van informatie omrekenen

eenheden van informatie

Welke volgorde is juist van groot naar klein?

1. TB-GB-MB-PB-kB- byte
2. GB-TB-PB-MB-kB-byte
3. PB-TB-GB-MB-kB-byte

351 kB = .... byte

1. 35100
2. 351000
3. 0,351
4. 351

Rekenen met tabellen en diagrammen

Wat zou de titel kunnen zijn?

Wat zou een vraag kunnen zijn bij deze tabel?

Rekenen met diagrammen

Als er 17 miljoen Nederlanders zijn, hoeveel willen er dan afvallen?

Gebruik een verhoudingstabel!

Rekenen met diagrammen

Als er 17 miljoen Nederlanders zijn, hoeveel willen er dan afvallen?

%	100	1	15
aantal	17 000 000		2 550 000

: 100    x 15

: 100    x 15

Een ananas kost in de supermarkt € 2,=.

a. Hoeveel % van de prijs gaat naar de arbeiders?

b. Hoeveel euro krijgen de arbeiders voor één ananas? Gebruik een verhoudingstabel.

c. Hoeveel euro krijgt een eigenaar van een ananasplantage voor één ananas?

d. Trudy zegt: 'De supermarkten krijgen 10x meer voor een ananas dan de arbeiders.' Laat met een berekening zien of dat klopt.

Een ananas kost in de supermarkt € 2,=.

a. Hoeveel % van de prijs gaat naar de arbeiders?

b. Hoeveel euro krijgen de arbeiders voor één ananas? Gebruik een verhoudingstabel.

c. Hoeveel euro krijgt een eigenaar van een ananasplantage voor één ananas?

d. Trudy zegt: 'De supermarkten krijgen 10x meer voor een ananas dan de arbeiders.' Laat met een berekening zien of dat klopt.

Een ananas kost in de supermarkt € 2,=.

a. Hoeveel % van de prijs gaat naar de arbeiders?

b. Hoeveel euro krijgen de arbeiders voor één ananas? Gebruik een verhoudingstabel.

c. Hoeveel euro krijgt een eigenaar van een ananasplantage voor één ananas?

d. Trudy zegt: 'De supermarkten krijgen 10x meer voor een ananas dan de arbeiders.' Laat met een berekening zien of dat klopt.

Een ananas kost in de supermarkt € 2,=.

a. Hoeveel % van de prijs gaat naar de arbeiders?

b. Hoeveel euro krijgen de arbeiders voor één ananas? Gebruik een verhoudingstabel.

%	100	1	4
€	2		0,08

: 100       x4

: 100       x4

Een ananas kost in de supermarkt € 2,=.

a. Hoeveel % van de prijs gaat naar de arbeiders?

b. Hoeveel euro krijgen de arbeiders voor één ananas? Gebruik een verhoudingstabel.

c. Hoeveel euro krijgt een eigenaar van een ananasplantage voor één ananas?

d. Trudy zegt: 'De supermarkten krijgen 10x meer voor een ananas dan de arbeiders.' Laat met een berekening zien of dat klopt.

Een ananas kost in de supermarkt € 2,=.

a. Hoeveel % van de prijs gaat naar de arbeiders?

b. Hoeveel euro krijgen de arbeiders voor één ananas? Gebruik een verhoudingstabel.

c. Hoeveel euro krijgt een eigenaar van een ananasplantage voor één ananas?

d. Trudy zegt: 'De supermarkten krijgen 10x meer voor een ananas dan de arbeiders.' Laat met een berekening zien of dat klopt.

Lijndiagram 

Staafdiagram

Wat? hoofdstuk 7 paragraaf 7.3, 7.4 en 7.5 maken de volgende opgaven: Van paragraaf 7.3: 41 t/m 46 en 53. Van paragraaf 7.4: 57 t/m 59 en 60 t/m 62. Van paragraaf 7.5: 67 en 71

Waar? In je boek/schrift. 

Wanneer? Deze les. Alles wat niet af is, is huiswerk voor de volgende les.

Klaar? Ga aan de slag met 6.1 1 t/m 4

Niet overleggen, geen vragen             -->

Niet overleggen, wel vragen                -->

Overleg én vragen wel toegestaan    -->

23. Patiënten kunnen bellen om een afspraak te maken. Soms moet je lang wachten tot je aan de beurt bent.
a. Waarover gaat de tabel?

1. Wachttijden in het ziekenhuis
2. Hoe lang een afspraak duurt.
3. Of je snel aan de beurt bent als je belt voor een afspraak
4. Wanneer je het beste langs kunt komen.

23.
b. Vanaf welk tijdstip kun je 's morgens bellen?

1. half 8
2. half 7
3. 5 uur
4. half 9

23.
c. Heb je direct 's morgens om half 8 al lange wachttijden?

1. ja
2. nee

23.
d. Op welke dagen van de week kun je geen afspraak maken?

1. woensdag en zaterdag
2. vrijdag en zaterdag
3. zaterdag en zondag
4. zondag en maandag

24.
a. Hans belt op maandag om 9:00uur. Welke conclusie klopt?

1. Er zijn geen wachttijden
2. Hij is waarschijnlijk direct aan de beurt
3. Het kan soms druk zijn op dat moment, dus misschien moet hij even wachten
4. Het is dan altijd erg druk, dus grote kans dat hij moet wachten

24.
b. Wanneer is het druk op dinsdag?

1. Er zijn geen wachttijden op dinsdag
2. Aan het einde van de dag
3. Op dinsdag is het altijd rustig
4. tussen 9 en 11 uur

25
a. Welke conclusie trek jij uit deze tabel? Wat vind jij een goede conclusie? (er zijn meerdere antwoorden goed)

1. Woensdagmiddag is het altijd erg druk
2. Je kunt het beste bellen op dinsdag t/m vrijdag van half tot 9 uur.
3. Het maakt niet zoveel uit wanneer je belt
4. Op maandagochtend is het altijd druk

25.
b. Welke beslissing zou jij nemen? (als jij een afspraak zou moeten maken)

26. Welke conclusie kun je trekken uit de tabel?

In Holwerd wordt elke dag de windrichting gemeten. Elke maand wordt daarvan een diagram gemaakt.
27.a. Over welke maand gaat het diagram?

1. januari
2. februari
3. maart
4. april

27.
b. In hoeveel procent van de tijd waaide de wind uit het zuidoosten?

1. 10%
2. 20%
3. 25%
4. 30%

28.
Trek een conclusie uit het diagram.

31.
a. In welke plaats komen de meeste aardbevingen voor?

1. Loppersum
2. Appingedam
3. Midlaren
4. Siddeburen

31.
b. Hoeveel aardbevingen zijn er geweest in Appingedam?

1. 6
2. 32
3. 300
4. 18

31.
c. Hoeveel van die bevingen in Appingedam hadden een kracht van 0-1 op de schaal van Richter?

1. 6
2. 32
3. 2
4. 8

32.
a. Hoeveel aardbevingen zijn er geweest in Wirdum?

1. 20
2. 10
3. 2
4. 8

32.
b en c.
Hoeveel hadden een kracht van 0-1 en hoeveel van 1-2?

1. 10 op de schaal van 0-1 20 op de schaal van 1-2
2. 2 op de schaal van 0-1 18 op de schaal van 1-2
3. 20 op de schaal van 0-1 20 op de schaal van 1-2
4. 18 op de schaal van 0-1 2 op de schaal van 1-2

33.
a. In welke twee plaatsen zijn de krachtigste aardbevingen geweest?

1. Midlaren en Roswinkel
2. Wirdum en Siddeburen
3. Loppersum en Westeremden
4. Roswinkel en Westeremden

33b. Gerran trekt een conclusie: "In Noord-Nederland zijn 8 bevingen geweest met een kracht van 3 of hoger" Welk antwoord vind jij het best?

1. Hij heeft gelijk, de paarse stukken zijn samen 8.
2. Hij heeft ongelijk, de paarse stukken zijn samen 6.

Welke fouten heb jij ontdekt?

Bedankt voor het volgen van deze les. Vul tot slot de laatse vragen nog in.

Hoe gaat het met je? Hou je het thuis nog een beetje vol?

Heb je nog vragen over de les?