Unit 4: les 3

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Today

• Grammar explanation
• Practice
• Worktime 
• Homework + evaluation 

Goals

By the end of this lesson:

You know what the imperative is

You have made sentences with the imperative

Do you have an idea?

The imperative is used in sentences as:
''Clean your room.'' or ''Don't cross the street.''

What do you think it is?

What? The imperative 

The imperative is in het Nederlands de gebiedende wijs 

De gebiedende wijs gebruik je om aan te geven dat:

• iemand iets moet doen → ''Turn left.''
• iemand iets juist niet moet doen → ''Don't worry about it.''

How? The imperative 

The imperative vorm je als iemand iets moet doen door:

• Het infinitief zonder to → ''Open your mouth.''

The imperative vorm je als iemand iets juist niet moet doen door:

• Het infinitief zonder to, met don't ervoor → ''Don't spill your drink.''

Kijk naar wat je wel of niet moet doen:
''You must listen to your teacher.''

Kijk naar wat je wel of niet moet doen:
''You mustn't be noisy.''

Kijk naar wat je wel of niet moet doen:
''You mustn't cheat.''

Kijk naar wat je wel of niet moet doen:
''You need to sit at your desk.''

Kijk naar wat je wel of niet moet doen:
''You have to pay attention.''

Make exercise  23 t/m 40.

Alone

Your book

25 minutes

You have finished the exercises

Continue working on other exercises of Chapter 4

Evaluation + homework

• maak opdr. 23 t/m 40 af

• leer de woordjes