Bijvoeglijk naamwoord (2 basis)

Bijvoeglijk naamwoord
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een ZN?

Slide 2 - Woordweb

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

Slide 3 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 4 - Tekstslide

Hoe schrijf je BN?
- De meeste BN hebben een korte en lange vorm: 
mooi, mooie / lang, lange / blauw, blauwe
- Soms moet je bij de lange vorm iets veranderen:
tof  > toffe
vies > vieze
rood > rode

Slide 5 - Tekstslide

Hoe schrijf je BN?
- Schrijf BN zo kort en eenvoudig mogelijk, tenzij je het woord verkeerd kan uitspreken (kapotte  i.p.v.  kapote)

- Stoffelijke BN schrijf je bijna allemaal met -en: katoenen, metalen, wollen, houten  maar  plastic en nylon 

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden in zinnen
Hoe vind je ze?
1. Het papieren vliegtuigje vloog door de drukke klas. 
2. Het weer was goed, maar er was niemand bij het smerige zwembad.
3. De omgevallen boom zat vol met kleine beestjes.
4. Haar jurk was prachtig! 

Slide 7 - Tekstslide

Nu jullie!
Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
De
B
blonde
C
man
D
daar

Slide 8 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 10 - Quizvraag

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
lieve
B
morgen
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een werkwoord
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Slide 16 - Open vraag


De film die wij nu kijken is erg saai.

Slide 17 - Open vraag


De hoge boom werd uit onze nieuwe tuin verwijderd.

Slide 18 - Open vraag

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Onze favoriete mentor kreeg een mooi cadeau.

Slide 19 - Open vraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Open vraag

Ik kan nu zelf het bijvoeglijk naamwoord vinden en goed schrijven
Ja dat lukt
Het lukt soms
Nee ik snap er niets van

Slide 21 - Poll

Oefenen 
Oefen verder met het werkblad. Deze bespreken we na afloop. 

Slide 22 - Tekstslide