Les 10 & 11

• Taal
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 4

Introductie

Luister naar het verhaal dat de meester voorleest.

Lesdoel

Ik ken de betekenis van de themawoorden.

Themawoorden

De constructie

Heftig

Het punt

Snerpen

Zowel ... als ...

Zich als een olievlek verspreiden

Themawoorden

Wat hebben deze woorden met elkaar te maken?

1. Het pleidooi

2. Afwijzen

3. Overhalen

4. Het argument

Waar of niet waar?

De meester leest een verhaal voor. Luister hier goed naar.

Zijn de volgende zinnen waar of niet waar.

Waar of niet waar?

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar?

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar?

1. Waar
2. Niet waar

Waar of waar niet

1. Waar
2. Niet waar

Flexibel of star?

Luister naar het verhaal. Wie is flexibel? En wie is star?

Tim

1. Flexibel
2. Star

Berend

1. Flexibel
2. Star

Valerie

1. Flexibel
2. Star

Bianca

1. Flexibel
2. Star

Welk woord hoort hierbij?

Krachtig en belangrijk

1. Punt
2. Constructie
3. Olievlek
4. Ingrijpend

Fel geluid en pijn aan je oren

1. Een punt
2. De constructie
3. Snerpen
4. De olievlek

Leesteken en onderwerp

1. Een punt
2. De constructie
3. Heftig
4. Snerpen

Hevig en fel

1. De constructie
2. Heftig
3. Olievlek
4. Ingrijpend

Gebouw en klimrek

1. Een punt
2. De constructie
3. De olievlek
4. Heftig

Welke uitdrukkingen horen bij:

1. Ik krijg nog geld van je. Geef op!

2. Je bent fantastisch! Zo goed zou ik het nooit kunnen.

3. In arme landen moeten kinderen vaak alles zelf doen.

4. Binnen vijftien minuten was het nieuws overal bekend.