Hin 4tb - spellingsregels samenstellingen en tussenletters

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Fijn dat je er bent!
Pak je boek, je schrift, 
je etui met een 
pen en log in op deze LessonUp. 

Leg je gemaakte huiswerk voor je. 



timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling verwijswoorden
  • Zoek de fout 
  • Foutloos leren spellen
  • Maken opdrachten 
  • Zelf nakijken van het huiswerk 
  • Evaluatie en vragen stellen 

    Toets: vrijdag 18 oktober 2024 

Slide 3 - Tekstslide

DOEL

- je weet wanneer je woorden aan elkaar moet schrijven 
- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling

Slide 4 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 8 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 9 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 10 - Tekstslide

Aan elkaar of los

Slide 11 - Tekstslide

Wat?
Blz 121. Maak opdracht 3: maak twee kolommen. Zet er boven samenstelling en geen samenstelling. 
Hoe?
Verbeter de woorden in de oefening en zet ze in de juiste kolom. 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.

Tijd
Zes minuten.
Klaar?
Maak opdracht 4, 5 en 6. 
Zelfstandig aan de slag 
timer
6:00

Slide 12 - Tekstslide

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

+

Slide 13 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 14 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum

dorpsfeest -> dorpsstraat


maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 15 - Tekstslide

Wat?
Blz 120-121. Maak opdracht 4, 5 en 6. 
Hoe?
Met je lesboek en in je schrift. 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.

Tijd
Zes minuten.
Klaar?
Lees de theorie op blz 122 over werkwoordspelling en maak alvast opdracht 1. 
Zelfstandig aan de slag 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport, hondenhok


Slide 17 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot,  beresterk

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats, secondewijzer

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap, vanillevla

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 18 - Tekstslide

Welke regel is van toepassing?

mallemolen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

maneschijn
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 20 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

beregoed
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 21 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

keuzestress
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 22 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

zonnepaneel
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 23 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 24 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

boordevol
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 25 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

secondewijzer
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 26 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

rozenstruik
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 27 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

tarwekorrel
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 28 - Quizvraag

volk + buurt=

Slide 29 - Open vraag

hand + arbeid=

Slide 30 - Open vraag

hoogte + vrees=

Slide 31 - Open vraag

plank + koorts=

Slide 32 - Open vraag

reus + gezellig=

Slide 33 - Open vraag

Heb je nog                      vragen?

Slide 34 - Tekstslide

Ik heb de lesdoelen gehaald.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Evaluatie 
  1. wat ging er goed en wat minder?
  2. is het leerdoel helder?
  3.  weet je wat je moet doen?
  4. heb je vragen en of opmerkingen?




Slide 36 - Tekstslide

Wat: Maak opdracht 1, 2, 3 en 5 (blz. 90)
Hoe: Je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie blz. 90
Tijd: Tot de laatste 5 minuten van de les
Extra: Je mag een muziekje luisteren als je oortjes of een koptelefoon bij je hebt.
Aan de slag
Klaar?
Oefen in de online trainer met taalverzorging H1, H2 of H3

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk
H4 - Taalverzorging blz 120 maken: opdracht 1 en 2 

Zelf nakijken: huiswerk verwijswoorden
van hoofdstuk 3 op Magister 
Tot morgen!

Slide 38 - Tekstslide