Tussenletter in samenstellingen

Nederlands
Welkom 4TB!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Welkom 4TB!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Tekstslide




  1. Lesdoel
  2. Terugblik vorige les
  3. Theorie
  4. Oefenen
  5. Zelfstandig werken
  6. Afsluiting
PLANNING

Slide 2 - Tekstslide

DOEL


- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling: tussenletters

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les
Om twee zinnen aan elkaar te plakken, heb je dus voegwoorden nodig (want, omdat, daardoor, als, enz.)
Begin van de zin: 
Omdat ik jarig ben, mag ik zelf kiezen wat we eten.
Middenin de zin:
Ik mag zelf kiezen wat we eten, omdat ik jarig ben.
LET GOED OP DE WOORDVOLGORDE!

Slide 4 - Tekstslide

Hij reist naar Londen ... hij wil zijn zus bezoeken. Welk voegwoord past hier?

Slide 5 - Open vraag

Ze kan de bus wel halen ... ze snel kan lopen. Welk voegwoord past hier?

Slide 6 - Open vraag

Bij welk voegwoord verandert de woordvolgorde?

Elze heeft een abonnement genomen. Ze wil vaker gaan zwemmen. (omdat - want)

Op de fiets is hij een kwartier onderweg. Dat ritje duurt met de bus wel een half uur. (terwijl - maar)

Slide 7 - Tekstslide

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

+

Slide 8 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 9 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport, hondenhok


Slide 10 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot,  beresterk

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats, secondewijzer

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap, vanillevla

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 11 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum

dorpsfeest -> dorpsstraat


maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 12 - Tekstslide

Welke regel is van toepassing?

mallemolen
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

maneschijn
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 14 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

beregoed
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 15 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

keuzestress
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 16 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

zonnepaneel
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 17 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

kattenbak
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 18 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

boordevol
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 19 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

secondewijzer
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 20 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

rozenstruik
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 21 - Quizvraag

Welke regel is van toepassing?

tarwekorrel
A
Het eerste deel heeft geen meervoud
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel heeft alleen een meervoud op -en

Slide 22 - Quizvraag

Open vragen LessonUp
Maak samenstellingen van de volgende woorden. Gebruik -en, -e of -s als tussenletter(s). 

Let op: fouten maken mag, maar verbeter deze wel!

Slide 23 - Tekstslide

volk + buurt=

Slide 24 - Open vraag

hand + arbeid=

Slide 25 - Open vraag

hoogte + vrees=

Slide 26 - Open vraag

plank + koorts=

Slide 27 - Open vraag

reus + gezellig=

Slide 28 - Open vraag

Wat: Maak opdracht 1, 2, 3 en 5 (blz. 90)
Hoe: Je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie blz. 90
Tijd: Tot de laatste 5 minuten van de les
Extra: Je mag een muziekje luisteren als je oortjes of een koptelefoon bij je hebt.
Aan de slag
Klaar?
Oefen in de online trainer met taalverzorging H1, H2 of H3

Slide 29 - Tekstslide