07 Elektrische apparaten

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Fasedraad
Aardedraad
Nuldraad
Schakeldraad

Slide 25 - Sleepvraag

Slide 26 - Tekstslide


Wat is kortsluiting?
A
Als je teveel apparaten aansluit op 1 groep
B
Als je een apparaat heel kort gebruikt
C
Als de stroom- draden elkaar raken
D
Als je korte stroom-draden gebruikt

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen kortsluiting en overbelasting?
A
Kortsluiting ontstaat door het gebruik van te veel elektrische apparaten.
B
Overbelasting is wanneer er te veel stroom door een elektrisch circuit gaat.
C
Kortsluiting is een directe verbinding tussen twee elektrische punten.
D
Overbelasting is het gevolg van beschadigde elektriciteitskabels.

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

wat is dit
onderdeel?
A
randaarde
B
zekering
C
dubbele isolatie
D
aardlekschakelaar

Slide 30 - Quizvraag

Een zekering
beschermt tegen...
A
Brand
B
Kortsluiting
C
Overbelasting
D
Overbelasting én kortsluiting

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Wat beschermt er niet
tegen een lekstroom?
A
Aardlekschakelaar
B
Dubbele isolatie
C
Randaarde
D
Zekering

Slide 33 - Quizvraag


Een aardlekschakelaar....
A
meet de uitgaande stroom
B
meet de ingaande stroom
C
vergelijkt de ingaande met de uitgaande stroom
D
controleert of de draden overbelast worden

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

wat betekent
dit symbool?
A
randaarde
B
zekering
C
dubbele isolatie
D
aardlekschakelaar

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide